Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Weergegeven is de relatieve dichtheid per vierkante kilometer.
Deze kaart is gebaseerd op het Meetnet Watervogels (seizoen juli t/m juni). Weergegeven is het gemiddelde seizoensgemiddelde (exemplaren) per (hoofd)telgebied.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (BMP, MUS, MAS). Weergegeven is de jaarlijkse index van de broedpopulatie (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1990
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- significante afname, <5% per jaar (-)
watervogel- & slaapplaatstrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Watervogels (seizoen juli t/m juni) gecombineerd met het Meetnet Slaapplaatsen. Weergegeven is het seizoensgemiddelde in de monitoringgebieden (rode punten), de trendlijn (donker gekleurde lijn) en het 95% betrouwbaarheidsinterval van de trendlijn (lichtgekleurde lijn).
- vanaf 1984
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- geen significante aantalsverandering (0)
Broedsucces en overleving
nestsucces
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is het gemiddelde percentage succesvolle nesten (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Watervogels (seizoen juli t/m juni). Weergegeven is het gemiddeld aantal per maand in de laatste vijf seizoenen, met onderscheid welk deel is geteld en welk deel is bijgeschat bij onvolledige tellingen (? voor maanden met onbetrouwbare schatting).
legbegin
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is de gemiddelde jaarlijkse datum waarop het eerste ei is gelegd (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Onze broedvogels vertoeven 's winters in West-Afrika of Zuidwest-Europa. Ze arriveren bij ons, afhankelijk van de temperatuur, vanaf februari of begin maart. De voorjaarsgroepen concentreren zich rond ondiepe wateren of natte graslanden en vallen in april uiteen. Mislukte broedvogels bezoeken al in mei gemeenschappelijke slaapplaatsen, een maand later gevolgd door jonge vogels. Een deel van de vogels blijkt direct naar de overwinteringsgebieden te vliegen. De laatste Grutto's verlaten het land meestal in augustus. De kleine aantallen die vooral in Zeeuws-Vlaanderen overwinteren, betreffen de IJslandse ondersoort. Deze trekt in het voorjaar door tussen half maart en begin mei, zowel door het binnenland als via de kustwateren.
Broedtijd
De 'koning van de weide' broedt in open graslanden in het lage deel van het land. De hoogste dichtheden komen voor op vochtige tot natte klei- en veengronden, met concentraties in Friesland, de Kop van Overijssel, Noord-Holland benoorden het Noordzeekanaal en het Groene Hart. Op de hoge gronden is de soort schaars, langs de Grote Rivieren alleen plaatselijk vrij talrijk. Rond 1975 waren er nog 120.000 broedparen, ondanks enige afname. Deze heeft doorgezet, waarbij Hoog-Nederland nagenoeg ontruimd werd en de soort in grote delen van Laag-Nederland alleen in gebieden met een beheersovereenkomst floreert. Hoewel ook andere factoren meespelen, blijken ontwikkelingen in de agrarische sector funest voor Grutto's, met ontwatering en vroeg maaien als belangrijke factoren. Daarmee heeft de Nederlandse broedpopulatie, die binnen Europa de grootste is, sterk aan belang ingeboet.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Grutto is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als niet-broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Grutto als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
matig ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Grutto als niet-broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | zeer ongunstig | matig ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
Aangewezen gebieden
Winter en trekvogels
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half maart t/m half juni
Tijd van de dag
Gehele dag, vooral van kort na zonsopkomst tot het einde van de ochtend.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
X | X | X | X | 2 | 1 | 25-3 t/m 10-5 | 1000 |
Aanwijzingen
Alle waarnemingen, met nadruk op territoriaal individu of paar (balts, paring, gezamenlijk voedselzoeken) en aanwijzingen voor nest: alarm (luidkeels schreeuwend of zwijgzaam maar waakzaam, veelal op weidepaal), nestbezoek (vogel loopt stiekem hogere vegetatie in, met schuin naar voren gestrekte hals en de poten opvallend langzaam en hoog optrekkend), broedende vogel (vaak alleen kop zichtbaar in hoog gras, beide partners broeden, vrouwtjes het meest overdag).
LET OP: Beste inventarisatieperiode is vanaf tweede week april tot begin mei (in Noord-Nederland een week later). In de week voorafgaande aan en tijdens de eileg opereren paartjes heel veel samen in het broedterritorium; daarna zit doorgaans één vogel verborgen op het nest terwijl de ander in de omgeving waakt.
Trek, zeker bij hoge dichtheden (soort kan semi-koloniaal voorkomen), ruim tijd uit voor langdurige waarneming vanaf wegen of dijken, en tel daarbij mannetjes en paren. Niet-broedende vogels in groepjes (aan begin van broedseizoen vooral trekkers, aan einde mislukte broedvogels van elders) buiten beschouwing laten.
Baltsvluchten waaraan veel/alle lokale broedvogels deelnemen zijn vaak weinig bruikbaar aangezien ze grote oppervlakten kunnen bestrijken en buurparen kunnen aantrekken. Afrondende deel van de vlucht (mannetje laat zich als steen uit de lucht vallen en gaat met opgeheven witte vleugelspiegels naast vrouwtje staan) echter geschikt voor nauwkeurige plaatsbepaling. Duidelijk territoriale waarneming is ook recht tegenover elkaar staande, elkaar met de snavels ('als degens kruisend') dreigende of met gespreide staart en parallel lopende mannetjes (beide vogels tellen). Alarmerend individu (zich richtend tot bepaalde indringer) is goede aanwijzing voor nest, massaal alarm (door predator of andere verstoringsbron), waarbij wolkje Gruttos' boven verstoringsbron blijft hangen, niet. Paren met kuikens (behalve zeer kleine) kunnen al behoorlijke afstanden hebben afgelegd.
Bijzonderheden
Doortrek tot in april, daarna voornamelijk van IJslandse Grutto (houden zich gedeeltelijk in andere biotopen op maar bezoeken ook wel broedgebieden van Nederlandse Grutto's; mannetjes zijn doorgaans redelijk van inlandse Grutto te onderscheiden). Fenomeen van groepjes niet-broedende of eerder mislukte vogels die voor onrust in broedgebied zorgen met formatievluchtje lijkt de laatste jaren toe te nemen.
Bij late vestigingen (na begin mei) in hoog gras wordt aantal broedvogels vaak onderschat. Insteek maken in terrein, indien mogelijk, dan nuttig om reacties uit te lokken. Loop dan zoveel mogelijk langs randen (sloten en kaden) en liever niet dwars door percelen, vooral niet door langere vegetatie.
Broedbiologie
Broedt in open en meestal vochtige graslanden, soms ook op akkerland (wintergraan, groenbemester) en voorheen ook op natte heide. Eileg van begin april tot eind mei, met piek in tweede helft april. Eén broedsel per jaar, meestal 3-4 eieren, broedduur 22-24 dagen, jongen (nestvlieders) met 24-27 dagen vliegvlug, familie valt 5-14 dagen later uiteen.
Nestonderzoek
Intro
Hieronder worden aanwijzingen gegeven om nesten te vinden en hun lotgevallen te volgen. Ze zijn uitsluitend bedoeld voor onderzoek in het kader van het Nestkaartenproject of verwante projecten. Belangrijk: ga niet zelf op pad (nesten zoeken is verboden), maar meld je aan bij Sovon (nestkaart@sovon.nl). Voor het nestonderzoek is namelijk een speciaal registratiebewijs nodig, waarmee je geen ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet nodig hebt. Voor beschermde soorten in voor het aangewezen Natura 2000-gebieden heb je daarnaast een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig om de nesten te mogen bezoeken. Nesten zoeken zonder registratiebewijs en/of vergunning is illegaal, los van de zelf te regelen toestemming van de terreineigenaar. De onderzoeker wordt geacht zich volledig te houden aan de aanwijzingen in de projecthandleiding. Zie https://sovon.nl/nestkaart
Tijd van het jaar
Eind maart tot begin juli. Legpiek van begin april tot in mei. Eén broedsel per jaar.
Nesthabitat
Open, bij voorkeur vochtige en bloemrijke hooilanden. Broeden in natuurlijke habitats (natte heide, veengebieden) inmiddels verleden tijd.
Nest
Relatief diep kuiltje, uitgeschraapt door mannetje en licht met grassprieten afgewerkt door vrouwtje. Nest in korte vegetatie vaak in pol of open met iets overhangende rand van naar binnen gebogen grasbladeren. Nest in hogere vegetatie meestal vrijwel geheel overdekt door koepeltje van naar binnen gebogen bladeren, vaak boven het midden van het nest iets doorhangend (‘tulband’), later in de broedfase soms bruinig gepunt.
Aanwijzingen
Territoria lokaliseren door territoriaal gedrag. Hoge vluchten (balts, verjaging) vinden over grote afstanden plaats; duidelijker indicatie van exacte ligging territorium door vleugel heffen, geritualiseerde grensconflicten op de grond (mannetjes lopen met opgezette rugveren en neerwaarts gesperde snavel intimiderend op elkaar af, grijpen elkaar soms bij de snavel of doen uitval naar elkaar, lopen achterwaarts terug) en copulatie. Nestplaatskeuze vrij opvallend (mannetje draait kuiltjes met opvallend uitgezette witte buik- en onderstaartveren, vrouwtje nadert waarop mannetje zich langzaam terugtrekt). Tijdens eileg en broeden onopvallend. Zorgvuldige scan van terrein (kijker) kan soms broedende vogel aantonen; let vooral op de iets hogere pollen vegetatie. Met enige ervaring is de snelste manier van zoeken vaak om een weiland in te lopen waar nesten verwacht worden, 100-200 m vooruit spiedend naar afvliegende vogels: rechtlijnig en laag wegvliegend met snelle ondiepe vleugelslag naar slootkant of volgend perceel. Fixeer op opvlieglocatie (soms meerdere nesten per perceel) en zoek daar naar het nest (let op onopvallende looppaadjes). Terugkeer van broedende vogel naar nest (beide partners broeden, vrouwtje het meest) is vaak van afstand te volgen; vogel stapt met kenmerkende hakerige trage passen en gestrekte nek, soms pauzerend.
Attentie
Goed letten op gedrag van oudervogels. Waakzame Grutto op paal, hek of andere verhoging, fel alarmerend (karakteristiek ‘ wiwiwiwi’) en agressief reagerend op overvliegende roofvogels, reigers, meeuwen en kraaien, heeft vrijwel zeker uitkomende eieren of jongen. Zeer goed opletten voor vertrapping!
Bijzonderheden
Nesten in hoog (raai)gras worden vaak aangevlogen. Observeer vanaf herkenbaar punt (hek, paal) en ‘markeer’ mentaal het punt op de horizon waar de lijn naar de nestlocatie verdwijnt. Bij de nestlocatie aangekomen kan deze lijn tot op enkele meters nauwkeurig worden opgezocht door dit verdwijnpunt te combineren met het observatiepunt.
Integrale gebiedstelling
Tijd van het jaar
Half februari-half september (hoogste aantallen half maart-half april), lokaal ook andere maanden.
Tijd van de dag
Van 1 uur na zonsopgang tot 3 uur voor zonsondergang, in getijdengebieden (IJslandse Grutto!) tijdens hoogwater.
Aanwijzingen
- Alle geschikte terreindelen bezoeken
- Alleen vogels met terreinbinding tellen (dus niet hoog overvliegende)
- Min of meer vaste route door terrein, maar alert zijn op nieuw ontstane (tijdelijk) geschikte plekken
- Min of meer gelijke tijdsinspanning bij herhaalde bezoeken
Bijzonderheden
- Vaak in groepen tot enkele tientallen of honderden
- Soms gemengd met meeuwen of andere steltlopers
- Vooral op (natte) graslanden en ondiepe plassen met slikkige randen
- Let op kleurringen (zie www.cr-birding.org)
- IJslandse Grutto (in zomerkleed goed te onderscheiden van Grutto) pleistert zowel in binnenland als buitendijks in getijdengebieden (doet Grutto ‘nooit’). Overwintert tevens in klein aantal, met name in Zeeuws-Vlaanderen.
Slaapplaatstelling
Tijd van het jaar
Half februari tot half september, hoogste aantallen maart-half april en half mei-half augustus.
Tijd van de dag
Avond: van 3 uur voor zonsondergang tot 1,5 uur erna.
Ochtend: van 2 uur voor zonsopgang tot half uur erna
Beste tellen in avond (ochtendvertrek soms snel en massaal)
Aanwijzingen
- Slaapplaats lokaliseren door volgen van slaaptrek in avond (richting belangrijk!) of evt. gericht bezoeken van geschikte locaties rond zonsondergang
- Oppassen met voorverzamelplaatsen (vogels verkassen nog)
- Zoek telpunt met goed uitzicht op aan/afvliegende vogels
- Tegenlicht prettig want houdt vogels langer zichtbaar
- Grote slaapplaatsen met meerdere mensen tellen
- Vogels arriveren bij helder weer gemiddeld later dan bij donker weer
- Bij aanvang van telling aanwezige vogels noteren
- Vervolgens aan- of uitvliegende vogels noteren
Bijzonderheden
- Slaapplaatsen in waterrijke gebieden met ondiep water, o.a. natte graslanden, vennen, oevers van plassen
- In natte jaren met veel drassige plaatsen meer slaapplaatsen dan in droge jaren
- Aankomende vogels (vaak in luidruchtige groepen tot enkele tientallen, zowel hoog als laag vliegend) blijven soms enige tijd rondvliegen alvorens neer te strijken
- Tijdens ‘paniekvluchten’ gaan soms alle vogels de lucht in, om na enige tijd weer in te vallen (geeft soms de kans om de genoteerde aantallen te checken).
- Maak eventueel onderscheid tussen eerstejaars en volwassen vogels (indicatie voor broedsucces)
- In vroege voorjaar soms grote groepen IJslandse Grutto's. Indien gemengd met Grutto vaak enigszins afgezonderd.