Distribution and trends
Distribution
This map is derived from the Bird Atlas of the Netherlands (Sovon 2018). For each atlas square of 5x5 km, an estimate for the number of breeding pairs is given.
This map is derived from the Bird Atlas of the Netherlands (Sovon 2018). For each atlas square of 5x5 km, an estimate for the number of wintering birds is given.
Population trends
breeding bird trend
Data derived from the annual survey of colonial and rare breeding birds. Shown is the annual population index, calculated from national totals or population in core breeding areas (red dots) and the trendline (dark line)
- vanaf 1983
- significant decrease, <5% a year (-)
- laatste 12 jaar
- no significant change in numbers (0)
waterbird trend
The data comes from the Waterbird Monitoring Network. For each season, the average number of birds (red dots), the trend line (dark blue) and associated standard error (light blue lines) are given. Seasons run from July to June.
- vanaf 1995
- significant decrease, <5% a year (-)
- laatste 12 jaar
- no significant change in numbers (0)
Breeding success and survival
nesting success
This graph is based on the Nest Record Scheme. The average percentage of successful nests (with 95% confidence interval) is shown.
Seasonal occurrence
seasonal pattern
Data derived from waterbird monitoring scheme (mostly monthly counts during winter). Shown is the monthly average number of birds for for the last five seasons. For each month is indicated which part is counted and what part is estimated (calculated using statistical methods). The red line shows the multi-year mean. This is the average over all months of the season, from July to June of the last five seasons. Months without estimation (indicated by ?) it is assumed that there were no birds.
laying start
This graph is based on the Nest Record Scheme. The average annual date of laying of the first egg is shown (with 95% confidence interval).
Occurrence description
Buiten broedtijd
Winterwaarnemingen zijn bijzonder, behalve in Zeeland. Met name in de omgeving van Saeftinghe overwinteren rond Bruine Kiekendieven, merendeels vogels in onvolwassen kleed en vermoedelijk vooral vrouwtjes. Ook in de Oostvaardersplassen verblijven ’s winters tientallen exemplaren. Vanaf half maart arriveren de broedvogels en trekken ook noordelijke soortgenoten door. De trek houdt aan tot eind mei, met langs de kust soms stuwing van meer dan 100 vogels per dag bij aflandige winden. In de nazomer worden soms slaapplaatsen met tientallen vogels in akkerbouwgewassen aangetroffen. De najaarstrek, vaak iets minder gestuwd dan de voorjaarstrek, speelt zich af tussen half augustus en begin oktober met de piek midden september. Onder gunstige omstandigheden kunnen op telposten enkele tientallen trekkers per dag passeren, incidenteel zelfs meer
Broedtijd
Bijna alle Bruine Kiekendieven broeden in het westen en noorden van het land, merendeels in moerassen maar regionaal ook in akkerland en in de duinen op de Waddeneilanden. Op de hogere gronden, waar de soort altijd al schaars was, ontbreekt hij tegenwoordig nagenoeg. De landelijke stand bedroeg rond 1970 slechts 100 paren, een dieptepunt als gevolg van onbedoelde vergiftiging, ontginning van broedgebieden en vervolging. Gestimuleerd door het ontstaan van nieuwe kerngebieden (met name Flevoland), het uitbannen van gevaarlijke pesticiden en afgenomen vervolging herstelde de stand. Na een piek van rond 1400 paren in 1990-2000 namen de aantallen in de meeste regio’s en op landelijke schaal weer af. Hierbij spelen factoren mee als verdroging van moerassen, nestpredatie door vossen, afgenomen voedselaanbod in het boerenland en lokaal oplaaiende vervolging.
Birds directive
Conservation status
The Western Marsh Harrier is protected under the European Birds Directive and the Nature Conservation Act. Natura 2000 areas in the Netherlands have been designated as breeding bird for this species.
What is the methodology to assess the conservation status of birds
breeding bird
The conservation status of the Western Marsh Harrier as breeding bird in the Netherlands is unfavourable (bad).
State of Conservation Assessment | ||||
Distribution | Population | Habitat | Future | Final verdict |
favourable | unfavourable (bad) | unfavourable (inadequate) | unfavourable (bad) | unfavourable (bad) |
Source: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. More details in the Factsheet on this page.
non-breeding bird
The conservation status of the Western Marsh Harrier as non-breeding bird in the Netherlands is unfavourable (inadequate).
State of Conservation Assessment | ||||
Distribution | Population | Habitat | Future | Final verdict |
favourable | unfavourable (inadequate) | favourable | favourable | unfavourable (inadequate) |
Assigned areas
Broedvogels
Factsheet(s) (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Counting guidelines
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half March t/m eind July
Tijd van de dag
Gehele dag.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
Valid sightings | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | . | X | X | 2 | 15-4 t/m 25-6 | 1000 | ||||||
. | X | . | . | 3 | 2 | 15-4 t/m 25-6 | 1000 |
Aanwijzingen
Bij waarnemingen van paren of individuen in potentieel broedbiotoop (vooral moeras, regionaal ook cultuurland) letten op territorium- of nestindicerend gedrag, bijv. slepen met nestmateriaal, voedseltransport, prooiovergave of pas uitgevlogen jongen.
Jagende vogels kunnen op grote afstand van het nest zijn, maar jagend vrouwtje (vanaf begin juli, jaagt vaak dicht bij nest) kan goede indicatie zijn. Bij hoge dichtheden of twijfel aan aantal vrouwtjes letten op individuele verschillen in kleurpatroon en -intensiteit (tekening kop en bovenvleugel, hoeveelheid grijs bij man) en rui.
LET OP: oppassen voor niet-broedende vogels (veelal in onvolwassen kleed; baltsen soms maar laten zich eenvoudig wegpesten door broedvogels). Baltsend mannetje (vaak op grote hoogte) kan zich op forse afstand van broedlocatie bevinden. Paren kunnen nog vlak voor de eileg van broedlocatie veranderen.
Bijzonderheden
Nesten doorgaans van afstand goed te lokaliseren; benadering nest dan niet meer noodzakelijk. Eventuele benadering alleen vanaf waterkant i.v.m. predatiegevaar. Zeer verstoringsgevoelig! Uitgevlogen jongen blijven wekenlang dichtbij nestplaats.
Broedbiologie
Sterk gebonden aan rietvegetaties, in grootschalige akkergebieden soms in slootranden, koolzaad, luzerne, wintergranen en graszaad. Mannetje brengt voedsel aan tijdens balts, eifase en jongenfase; vrouwtje alleen in late jongenfase. Eileg meest half april-begin mei, in cultuurland later dan in moeras. Eén broedsel per jaar, meestal 3-7 eieren, broedduur 31-36 dagen, jongen vliegvlug vanaf 38-39 dagen (maar in omgeving nest rondklauterend vanaf dag 26, vliegpogingen vanaf dag 30).
Mannetje kan meerdere vrouwtjes hebben, waarbij sommige vrouwtjes niet of pas laat tot broeden overgaan en mislukte vrouwtjes uit het gebied kunnen verdwijnen. Nestafstand kan dan tot enkele kilometers bedragen. Individuele kenmerken van vrouwtjes geven uitsluitsel.
Literatuur
Bijlsma R.G. 1997. Handleiding veldonderzoek roofvogels. KNNV uitgeverij, Utrecht.
Nestonderzoek
Intro
Hieronder worden aanwijzingen gegeven om nesten te vinden en hun lotgevallen te volgen. Ze zijn uitsluitend bedoeld voor onderzoek in het kader van het Nestkaartenproject of verwante projecten. Belangrijk: ga niet zelf op pad (nesten zoeken is verboden), maar meld je aan bij Sovon (nestkaart@sovon.nl). Voor het nestonderzoek is namelijk een speciaal registratiebewijs nodig, waarmee je geen ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet nodig hebt. Voor beschermde soorten in voor het aangewezen Natura 2000-gebieden heb je daarnaast een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig om de nesten te mogen bezoeken. Nesten zoeken zonder registratiebewijs en/of vergunning is illegaal, los van de zelf te regelen toestemming van de terreineigenaar. De onderzoeker wordt geacht zich volledig te houden aan de aanwijzingen in de projecthandleiding. Zie https://sovon.nl/nestkaart
Tijd van het jaar
Begin april tot in juli. Legpiek eind april en eerste helft van mei. Eén broedsel per jaar.
Nesthabitat
Doorgaans rietmoeras, variërend van grote rietvelden tot smalle stroken langs bijv. vaarten. Soms ook in grote open landbouwgebieden en dan in granen, luzerne enzovoort.
Nest
Fors nest van riet en takken, meestal gebouwd boven ondiep water, soms op droge bodem, door beide partners gebouwd.
Aanwijzingen
Lokalisatie nestplaats soms eenvoudig, soms lastig. Balts (met hoge langgerekte roep), veelal hoog in de lucht, kan op kilometers van nestplaats uitgevoerd worden. Laagvliegend mannetje met hangende poten bij aanwezigheid van vrouwtje en bedelroep van vrouwtje op de grond (klaaglijk, vrij zacht ‘wèh’wèh’) betere indicaties voor nestplaats. Aanvoer nestmateriaal vooral bij mannetje goed te volgen (vrouwtje wantrouwiger ten opzichte van mensen). Nestlocatie goed peilen maar nog niet bezoeken in bouwfase. Tijdens eileg lijken vrouwtjes een ‘hangbuik’ te krijgen (verschillend van strak in het verenpak zittende individuen). Prooiaanvoer voor broedend vrouwtje (overname prooi in de lucht of op de grond) meestal goed te volgen, maar plek van invallen vaak op platliggende vegetatie te midden van riet of ruigte (en dus niet op nest). Prooiaanvoer in jongenfase eenduidiger (let op van nest opvliegend vrouwtje, door mannetje geroepen met onopvallend piepje). Indringers (grote roofvogels, kraaiachtigen) worden aangevallen door mannetje (weinig dreiging) of beide partners (meer gevaar). Felste aanvallen dicht bij nest. Uitgevlogen jongen blijven nog 3-5 dagen naar het nest terugkomen waar ze nog gevoerd worden. Vliegen na 6-10 dagen ouders met prooi tegemoet, maar prooi wordt dan nog vaak naar het nest gebracht (voor achterblijvers).
Attentie
Verstoringsgevoelig in bepaalde fasen! Blijf weg bij nest tijdens nestbouw of eileg! Beperk ook bezoektijd in latere fase broedcyclus, met name in drogere gebieden, want loopspoor kan worden gevolgd door predatoren. Werk in grote rietvelden met twee personen en telefoon/walkietalkie, waarbij de een op afstand de ander (met stok of vlag, in hoog riet) stuurt naar de plek waar het vrouwtje opgevlogen is.
Bijzonderheden
Mannetje heeft soms verschillende vrouwtjes; let goed op details in verenkleed van zowel mannetje als vrouwtjes. Onvolwassen vogels vanaf half april tot in mei arriverend (broedvogels meestal eind maart/begin april); kunnen voedselterritorium bezetten maar zijn ongepaard, hebben vaak verfomfaaid verenkleed, bestrijken grote oppervlakte en zijn na verloop van tijd weer verdwenen.
Meer informatie
Uitgebreide aanwijzingen in Bijlsma R.G. 1997. Handleiding veldonderzoek Roofvogels. KNNV/Vogelbescherming Nederland/Werkgroep Roofvogels Nederland, Utrecht/Zeist/Appelscha.
Slaapplaatstelling
Tijd van het jaar
Augustus-maart, hoogste aantallen in augustus-september.
Tijd van de dag
Avond: van 1 uur voor zonsondergang tot half uur erna.
Ochtend: van half uur voor zonsopgang tot een uur erna.
Zowel ´s ochtends als ´s avonds te tellen.
Aanwijzingen
- Slaapplaats lokaliseren door volgen van slaaptrek in avond (richting belangrijk!) of evt. gericht bezoeken van geschikte locaties rond zonsondergang.
- Oppassen met voorverzamelplaatsen (vogels verkassen nog).
- Zoek telpunt met goed uitzicht op aan/afvliegende vogels.
- Tegenlicht prettig want houdt vogels langer zichtbaar.
- Grote slaapplaatsen met meerdere mensen tellen.
- Vogels arriveren bij helder weer gemiddeld later dan bij donker weer.
Bijzonderheden
- Slaapplaats doorgaans op de grond.
- Aanvliegende vogels vliegen vaak laag.
- Telescoop kan handig zijn om vogels op leeftijd te brengen.
- Soms samen met andere kiekendieven.