Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op het Punt Transect Tellingen project (PTT). Weergegeven is het gemiddeld aantal exemplaren per telroute. Routes waar de soort niet is waargenomen zijn apart aangegeven (geen landelijke dekking).
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is het jaarlijks aantal broedvogels/territoria.
- vanaf 1990
- significante afname, >5% per jaar (--, minimaal halvering in 15 jaar)
- laatste 12 jaar
- geen trend aantoonbaar (~)
niet-broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Punt Transect Tellingen project (PTT). Weergegeven is de jaarlijkse index van de winterpopulatie in december (rode punten), de trendlijn (donker gekleurde lijn) en het 95% betrouwbaarheidsinterval
- vanaf 1980
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- geen significante aantalsverandering (0)
Broedsucces en overleving
jongenproductie
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is het gemiddeld aantal uitgevlogen jongen per succesvol nest (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Watervogels (seizoen juli t/m juni). Weergegeven is het gemiddeld aantal per maand in de laatste vijf seizoenen, met onderscheid welk deel is geteld en welk deel is bijgeschat bij onvolledige tellingen (? voor maanden met onbetrouwbare schatting).
legbegin
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is de gemiddelde jaarlijkse datum waarop het eerste ei is gelegd (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Enkele honderden noordelijke vogels overwinteren verspreid over het land. Ze gebruiken gezamenlijke slaapplaatsen in hoogveen- en heidegebieden, moerassen en boerenland waar tot enkele tientallen vogels bijeenkomen. Streng winterweer in ons land en ten noordoosten daarvan zorgt vaak voor enige toestroom van Blauwe Kiekendieven. Het aandeel volwassen mannetjes varieert per winter en per regio, maar is in het oosten van het land doorgaans hoger dan in het westen. De doortrek vindt in het voorjaar plaats tussen eind februari en half mei, zonder duidelijke piek. De najaarstrek speelt zich grotendeels in oktober en begin november af. Tot diep in de winter kunnen verplaatsingen optreden.
Broedtijd
Blauwe Kiekendieven broeden op de Waddeneilanden, in het bijzonder op Texel en Terschelling. Daarnaast broeden ook enkele paartjes op akkers in Oost-Groningen. De Blauwe Kiekendief was lang een zeldzame broedvogel van hoogveengebieden, waar hij rond 1960 uitstierf. Vanaf 1940 vestigde hij zich echter op de Waddeneilanden, waar de aantallen sterk toenamen. Vestigingen elders, zoals in Noordwest-Overijssel en Flevoland, waren merendeels tijdelijk. Na een landelijke piek van zo'n 130 paren rond 1995 namen de aantallen scherp af tot rond de 10 paartjes vanaf 2014. De afname wordt waarschijnlijk veroorzaakt door toegenomen sterfte onder jonge vogels na het broedseizoen. Voedselproblemen, zowel in natuurgebieden als boerenland, spelen een hoofdrol. Afname is troef in grote delen van West-Europa, waaronder ook de Duitse Waddeneilanden
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Blauwe Kiekendief is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Blauwe Kiekendief als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Blauwe Kiekendief als niet-broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Aangewezen gebieden
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Waddenzee | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen Vlieland | broeden | - | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen Terschelling | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen Ameland | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen Schiermonnikoog | broeden | -- | (vanaf 1992) | |
Natura 2000-gebied Bargerveen | broeden | 0 | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen | broeden | -- | (vanaf 1990) |
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half maart t/m eind juli
Tijd van de dag
Gehele dag.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 3 | 2 | 10-4 t/m 30-6 | 1000 |
Aanwijzingen
Bij waarnemingen van paren of individuen in potentieel broedbiotoop (vooral duinen op Waddeneilanden, zeldzaam op vasteland in moeras, hoogveen of cultuurland) letten op territorium- of nestindicerend gedrag, vooral balts (echter vaak op grote hoogte, let op roep), copulatie, slepen met nestmateriaal, voedseltransport, prooiovergave of pas uitgevlogen jongen. Let speciaal op territorium houdende vrouwtjes (hebben vanaf eind maart beperkte actieradius, verblijven frequent in dezelfde broedvallei) en tracht te bepalen hoeveel vrouwtjes door dezelfde man worden verzorgd (bij polygynie, wat bij deze soort zeer gebruikelijk is).
LET OP: Doortrek tot in mei, rondzwervende mislukte broedvogels vanaf begin juni. Niet-broedende vogels veelal in onvolwassen kleed (kijk uit voor verwarring met geslachtsrijpe vrouw), kunnen baltsgedrag vertonen en prooi overgeven (echter op telkens andere plekken).
Jagende vogels veelal niet bruikbaar. Man maakt voedselvluchten tot 5-10 km. Vrouwtjes jagen echter doorgaans dichter bij nest dan mannetjes; jagend vrouwtje (vanaf begin juli) kan goede indicatie zijn. Maak bij hoge dichtheden beschrijving/tekening van verenkleed en ruistadium van broedvogels om ze individueel te herkennen.
Documentatie
Broedgevallen op vasteland tegenwoordig zeer zeldzaam en daarom goed documenteren (broedcode per datum).
Bijzonderheden
Nesten uitsluitend van afstand lokaliseren gezien zeldzaamheid en verstoringsgevoeligheid. Soort wordt op de Waddeneilanden goed gevolgd door specialisten en terreinbeheerders. Nooit op eigen houtje naar nest zoeken!
Mannetje brengt voedsel aan tijdens balts, eifase en jongenfase; vrouwtjes alleen in late jongenfase. Uitgevlogen jongen wekenlang dichtbij nestplaats blijvend.
Mannetje heeft vaak meerdere vrouwtjes (tot 7!), waarbij sommige vrouwtjes niet of pas laat tot broeden overgaan en mislukte vrouwtjes uit het gebied kunnen verdwijnen. De nestafstand kan dan tot enkele kilometers bedragen. Individuele kenmerken van vrouwtjes kunnen uitsluitsel geven.
Broedbiologie
Nestelt tegenwoordig vrijwel uitsluitend op Waddeneilanden en vooral in duinvalleien op de grond tussen hoge vegetatie, soms struikgewas.
Eileg begin april tot half juni, vooral eerste helft mei. Eén broedsel per jaar, doorgaans 4-6 eieren, broedduur 29-31 dagen, nestjongenfase 32-42 dagen.
Literatuur
Bijlsma R.G. 1997. Handleiding veldonderzoek roofvogels. KNNV uitgeverij, Utrecht.
Slaapplaatstelling
Tijd van het jaar
Oktober-maart.
Tijd van de dag
Avond: van 1 uur voor zonsondergang tot half uur erna.
Ochtend: van half uur voor zonsopgang tot een uur erna.
Zowel ´s ochtends als ´s avonds te tellen.
Aanwijzingen
- Slaapplaats lokaliseren door volgen van slaaptrek in avond (richting belangrijk!) of evt. gericht bezoeken van geschikte locaties rond zonsondergang.
- Oppassen met voorverzamelplaatsen (vogels verkassen nog).
- Zoek telpunt met goed uitzicht op aan/afvliegende vogels.
- Tegenlicht prettig want houdt vogels langer zichtbaar.
- Grote slaapplaatsen met meerdere mensen tellen.
- Vogels arriveren bij helder weer gemiddeld later dan bij donker weer.
Bijzonderheden
- Slaapplaats doorgaans op de grond.
- Aanvliegende vogels vliegen vaak laag.
- Telescoop kan handig zijn om vogels op leeftijd te brengen.
- Soms samen met andere kiekendieven.