Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op de Atlas van de Nederlandse Vogels (1987). Per atlasblok van 5x5 km wordt een schatting van de aanwezige aantallen gegeven.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is de jaarlijkse populatie-index, gebaseerd op de gehele populatie of aantallen in de belangrijkste broedgebieden (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1984
- significante afname, >5% per jaar (--, minimaal halvering in 15 jaar)
- laatste 12 jaar
- significante toename, <5% per jaar (+)
Broedsucces en overleving
nestsucces
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is het gemiddelde percentage succesvolle nesten (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
legbegin
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is de gemiddelde jaarlijkse datum waarop het eerste ei is gelegd (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
De broedgebieden worden vanaf eind maart (kust) of half april (binnenland) bezet en uiterlijk in september verlaten. Doortrekkende Tapuiten van noordelijke herkomst kunnen talrijk zijn tijdens de najaarstrek, van half augustus tot begin oktober, en de voorjaarstrek, eind april en in mei. Trekgroepjes houden zich dan vaak in agrarisch cultuurland op. De iets grotere Groenlandse ondersoort leucorrhoa trekt door ons land maar is alleen in de hand met zekerheid te onderscheiden. Vermoedelijk trekt deze ondersoort iets later in het najaar door dan onze broedvogels.
Broedtijd
In de broedtijd zijn Tapuiten bijna alleen nog spaarzaam te vinden in de duinstrook ten noorden van het Noordzeekanaal, op de Waddeneilanden en zeer lokaal in stuifzand- en heidegebieden op de grens van Friesland en Drenthe. Broedgevallen elders zijn ronduit zeldzaam geworden. De verspreiding rond 1975 was veel ruimer, in het bijzonder in de zuidhelft van het land. De aantallen kelderden van ruim 2000 paartjes rond die tijd naar minder dan 500sinds de eeuwwisseling. Heide- en stuifzandgebieden raakten ongeschikt door vergrassing of vermossing van de bodem. Konijnen, belangrijke leveranciers van nestholen, werden gedecimeerd door ziektes. Grootschalig herstel van stuifzand leidde met name op het Aekingerzand tot een (tijdelijke?) opbloei van de aantallen. In de Noordduinen bij Den Helder helpen uitgekiend beheer en nestbescherming om de populatie in stand te houden.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Tapuit is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Tapuit als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Tapuit als niet-broedvogel in Nederland is onbekend.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
onbekend | onbekend | onbekend | onbekend | onbekend |
Aangewezen gebieden
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel | broeden | 0 | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen Vlieland | broeden | 0 | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen Terschelling | broeden | - | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen Ameland | broeden | - | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen Schiermonnikoog | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld | broeden | - | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Dwingelderveld | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Veluwe | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Zwanenwater & Pettemerduinen | broeden | -- | (vanaf 1990) |
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half maart t/m eind juli
Tijd van de dag
Meest actief in de ochtend.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | . | X | X | 2 | 10-4 t/m 25-7 | 300 | ||||||
. | X | . | . | 2 | 5-6 t/m 20-7 | 300 |
Aanwijzingen
Waarnemingen van paar of individu in geschikt biotoop noteren, met nadruk op zang (vaak vanaf opvallende zitplaats of in baltsvlucht), nestbouw, verdacht of alarmerend individu bij potentiële nestplaats (mannetje vaak op de uitkijk terwijl vrouwtje op eieren of kleine jongen zit), voedseltransport en pas uitgevlogen jongen.
LET OP: Ongepaarde mannetjes gedragen zich veel opvallender (vliegen veel rond tussen zangposten, zingen veel in vlucht) dan gepaarde vogels (vaak langdurig op vaste uitkijkpost zittend, laten zich niet verdrijven). Fanatieke zang in juni duidt meestal op een ongepaarde vogel. Pas op voor late doortrek, soms massaal in mei en tot in juni (lang nadat broedvogels begonnen zijn met eileg), maar ook voor vroege doortrek eind juli. Trekkers kunnen gepaard lijken (tweetal), maar zingen doorgaans niet, gedragen zich niet nerveus bij benadering door waarnemer en houden zich veelal op in ongeschikt biotoop (cultuurland); soms bakkeleien ze met lokale broedvogels, maar ze zijn niet plaatsgebonden.
Bij twijfel de potentiële broedplaats meermalen bezoeken en letten op alarm. Ga zitten op plek met overzicht (bijv. duintop), maar met voldoende afstand tot aanwezige vogels. Ouders met voer veelal gemakkelijk te volgen naar het nest (soms gemarkeerd door poepjes en sporen in het zand), tenzij ze alarmeren (vergroot dan de afstand tot de vogel).
Documentatie
Bij broedgevallen buiten bekende gebieden (Waddeneilanden, Hollandse duinen, heidevelden Drenthe/Zuidoost-Friesland) in ieder geval hoogste broedcode doorgeven.
Bijzonderheden
Na sterke achteruitgang (door vergrassing, verstruiking, afname Konijn) vrijwel verdwenen uit het binnenland m.u.v. noordelijke provincies. Duinstrook zuidelijk van IJmuiden eveneens vrijwel ontruimd.
Broedbiologie
Gebonden aan open gebieden met veel kale grond, veelal open duinen, zandverstuivingen en zandige of geplagde heide, ook wel op industrieterein etc. Nestelt in holte, vaak in de grond (o.a. konijnenhol), maar soms in stobben van gekapte bomen, tussen losse stenen e.d. Eileg half april tot eind juni, met piek (eerste broedsel) eind april en eerste helft mei. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 4-6 eieren, broeddduur 13-14 dagen, nestjongenperiode 13-15 dagen.