Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok is aangegeven of de soort er voorkomt en welke zekerheid omtrent broeden werd verkregen.
Deze kaart is gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP). Ze zijn weergegeven op de schaal van 5x5 km blokken.
Aantalsontwikkeling
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Schaarse winterwaarnemingen ten zuiden van de Grote Rivieren betreffen vermoedelijk zwervende vogels van de ondersoort aquaticus. Noordelijker gaat het overwegend om de zwartbuikige Noord-Europese ondersoort cinclus. Deze vogels worden het meest gezien tussen november en februari. Ze verschijnen soms jarenlang op dezelfde locaties met snelstromend water of stuwen. Plekken in de Wieringermeer, Amsterdamse Waterleidingduinen en bij Arnhem hebben wat dat betreft enige reputatie.
Broedtijd
Waterspreeuwen van de roodbuikige Midden-Europese ondersoort aquaticus broeden op verschillende plaatsen net over de grens in België en Duitsland. Desondanks is deze soort in ons land een onregelmatige broedvogel. In de twintigste eeuw werden uit acht jaren broedgevallen bekend langs snelstromende beken in Zuid-Limburg, naast eenmalige broedgevallen in de Achterhoek en omgeving Nijmegen. Recent broedt de soort sporadisch in Nederland.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Waterspreeuw.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Waterspreeuw zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Waterspreeuw als niet-broedvogel in Nederland is onbekend.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
onbekend | onbekend | onbekend | onbekend | onbekend |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Begin februari t/m eind juni
Tijd van de dag
Gehele dag, maar zang vooral 's ochtends.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 2 | 10-3 t/m 25-5 | 500 |
Aanwijzingen
Waarnemingen van paar of verdacht individu in geschikt biotoop (snelstromend water), speciaal letten op zang (zowel mannetje als vrouwtje kunnen zingen; heldere zang verzinkt vaak in watergeruis), nestbouw en voedseltransport.
Voorzichtig controleren van oevers en stenen in beek nodig, met speciale aandacht bij watervalletjes en stuwtjes. Vogels vliegen snel op maar keren om aan einde territorium (600-1000 m langs beek, soms nog meer). Witte ronde poepjes op stenen in water en op oever kunnen aanwijzing zijn (maar pas op voor o.a. Grote Gele Kwikstaart, die zelfde maar kleinere poepjes achterlaat). Reeds in april uitvliegende jongen mogelijk.
Documentatie
Onregelmatige broedvogel. Uitgebreide documentatie noodzakelijk met per waarnemingsdatum hoogste broedcode.
Bijzonderheden
Slechts enkele broedgevallen bekend, waarvan het merendeel in Zuid-Limburg. Broedt net over de grens in België en op iets grotere afstand in Duitsland. Noordelijke wintergasten (ondersoort Cinclus cinclus cinclus kunnen aanwezig zijn tot eind maart of zelfs later; zijn door zwartbruine buik te onderscheiden van de Midden-Europese ondersoort C. c. aquaticus (roodbruine buik, evenwel niet altijd goed te zien), de enige waarvan wel eens broedgevallen in ons land zijn vastgesteld.
Broedbiologie
Weinig bekend over Nederlandse situatie! Gebonden aan snelstromende beken met stroomversnellingen (ook stuwtjes) en stenige ondergrond. Compact rond nest veelal aan bouwwerken, doorgaans boven (of achter) snelstromend water, soms in oevers; graag in nestkasten. Eileg eind maart tot half mei. Twee, misschien drie broedsels per jaar, meestal 3-6 eieren, broedduur 16-17 dagen, nestjongenperiode 20-24 dagen (maar jongen kunnen nest al vanaf dag 15 verlaten bij storing), jongen na 31-34 dagen zelfstandig.