Distribution and trends
Distribution

This map is derived from the annual survey of colonial and rare breeding birds. For each atlas square of 5x5 km the most counted number of breeding pairs is given.

Data derived from systematic counts of migrating individuals. For each location the hourly average number of birds are given. Seasons run from July to June.
Population trends
breeding bird trend
Data derived from the annual survey of colonial and rare breeding birds. Shown is the annual number of breeding territories.
- vanaf 1980
- significant increase, < 5% a year (+)
- laatste 12 jaar
- significant increase, < 5% a year (+)
seabird trend
Data derived from systematic counts of migrating individuals. For each season, the hourly average number of birds (red dots), the trend line (dark blue) and associated standard error (light blue lines) are given. Seasons run from July to June.
- vanaf 1980
- significant decrease, <5% a year (-)
- laatste 12 jaar
- no detectable trend (~)
Breeding success and survival
Not enough data.
Seasonal occurrence
seasonal pattern
Data derived from systematic counts of migrating individuals. Shown is the monthly average number of birds for for the last five seasons. For each month is indicated which part is counted flying to the left or to the right.
Occurrence description
Buiten broedtijd
Ook buiten de broedtijd worden Dwergsterns bijna alleen in de kuststrook gezien. De voorjaarstrek speelt zich hoofdzakelijk af tussen half april en eind mei. Op goede trekdagen passeren tot enkele honderden vogels. De najaarstrek, lagere aantallen omvattend, vindt plaats tussen begin juli en half september. Mogelijk trekt een deel van de vogels dan 's nachts over land weg.
Broedtijd
Dwergsterns broeden bijna uitsluitend in het Deltagebied (ruwweg twee derde van de populatie) en het Waddengebied (de rest). Broedgevallen in het IJsselmeergebied kwamen in de jaren tachtig tot en met 2016 vrijwel niet meer voor, maar recent herbergen het Trintelzand en de Marker Wadden enkele tientallen paren. In de eerste helft van de twintigste eeuw nestelden er maximaal 1000 paartjes in ons land. Net als bij Grote Stern, Visdief en mogelijk ook Noordse Stern leed de stand onder vergiftiging met landbouwbestrijdingsmiddelen, zodat er in 1967 nog maar 100 paartjes nestelden. Daarna herstelde de stand zich naar een niveau van bijna 1000 broedparen. De jaarlijkse aantalsverschillen kunnen echter groot zijn.
Birds directive
Conservation status
The Little Tern is protected under the European Birds Directive and the Nature Conservation Act. Natura 2000 areas in the Netherlands have been designated as breeding bird for this species.
What is the methodology to assess the conservation status of birds
breeding bird
The conservation status of the Little Tern as breeding bird in the Netherlands is favourable.
State of Conservation Assessment | ||||
Distribution | Population | Habitat | Future | Final verdict |
favourable | favourable | favourable | favourable | favourable |
Source: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. More details in the Factsheet on this page.
non-breeding bird
The conservation status of the Little Tern as non-breeding bird in the Netherlands is unfavourable (bad).
State of Conservation Assessment | ||||
Distribution | Population | Habitat | Future | Final verdict |
favourable | unfavourable (bad) | favourable | unfavourable (bad) | unfavourable (bad) |
Assigned areas
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Waddenzee | broeden | + | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel | broeden | ~ | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Duinen Terschelling | broeden | + | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Noordzeekustzone | broeden | + | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Haringvliet | broeden | ~ | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Grevelingen | broeden | ++ | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Oosterschelde | broeden | ~ | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe | broeden | ~ | (vanaf 1990) |
Factsheet(s) (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Counting guidelines
Broedvogels
Methode
Nesten tellen, evt. volwassen individuen/paren op broedplaats tellen (invoer in Kolonievogelproject)
Tijd van het jaar
Begin May t/m eind July
Tijd van de dag
Tellen van nesten de gehele dag, tellen van volwassen individuen of paren (kleine kolonies) het best in de vroege ochtenduren of late namiddag-vroege avond (binnenland) en bij hoog water (getijdengebieden).
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
Valid sightings | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
Voor deze soort wordt de telling met het grootste aantal ingevoerde waarnemingen binnen de datumgrenzen (25-4 t/m 15-6) met broedcode 3 (‘paar in geschikte habitat’), broedcode 5 (‘baltsend paar’) of broedcode 6 of hoger (nest-indicerend) gebruikt. |
Aanwijzingen
Minimaal eenmaal nesten [broedcode 13, 15, 16], paren [brc 3] of volwassen individuen op de broedplaats tellen tussen 25 april en 15 juni, bij voorkeur begin juni. In geval van individuen het getelde aantal delen door 1,5 om het aantal ‘gemaakte’ paren te verkrijgen [invoeren met broedcode 3]. Nesten zijn soms (bijv. kwelderrand) vanaf verhoging (duintje) goed te tellen. Let op voedselvluchten (tot meer dan 5 kilometer van de kolonie) en vogels op potentiële broedplaats (van enige afstand met telescoop of verrekijker volgen). Bij solitaire paren en kleine kolonies kunnen alarmerende paren worden geteld [brc 7], maar controleer of het inderdaad een broedplaats betreft.
Documentatie
Vooral in het Wadden- en Deltagebied en in mindere mate in het IJsselmeergebied. Broedgevallen buiten de bekende gebieden graag goed documenteren (liefst met foto's van de vogels).
Bijzonderheden
Wees bedacht op foeragerende en alarmerende vogels tot op enkele kilometers van de broedplaats. Vestigingen tot in juni; vanaf begin juli rondzwervende paren met jongen. Door overstroming of verstoring soms verplaatsingen.
In de vestigingsperiode verstoringsgevoelig. Soms solitair broedend in of nabij kolonies van Visdief (let op geluid).
Broedbiologie
Vrijwel alleen in zoute milieus broedend, op nagenoeg kale bodem. Biotoop: rustige schelprijke stranden, zandplaten en schelpenbanken, strandvlakten, opspuitterreinen, hoge kwelders of deels kale schorren.
Eén broedsel per jaar. Meestal 2-3 eieren, broedduur 20-22 dagen, jongen vliegvlug na 28 dagen. Eileg begin mei tot eind juni, piek tweede helft mei.
Hoogwatertelling
Tijd van het jaar
Juli-half september.
Tijd van de dag
Van half uur voor hoogwater tot half uur erna.
Aanwijzingen
- Hoogwatervluchtplaats (HVP) lokaliseren aan de hand van verplaatsingen rond hoogwater
- Oppassen met voorverzamelplaatsen! (vogels verkassen nog)
- Aanvliegende vogels beter te tellen dan vogels ter plaatse (dichte groepen)
- Bij grote gebieden ‘met het getij mee’ werken
Bijzonderheden
- HVP op schelpenbanken en zandplaten
- Deel van de vogels blijft tijdens hoogwater op open water, soms ver uit de kust
- Vogels in gemengde groepen met andere sterns herkenbaar aan formaat, maar makkelijk te missen
Integrale gebiedstelling
Tijd van het jaar
April-begin juni en juli-half september.
Tijd van de dag
Van 1 uur na zonsopgang tot 2 uur voor zonsondergang, tijdens hoogwater.
Aanwijzingen
- Alle geschikte terreindelen bezoeken
- Alleen vogels met terreinbinding tellen (dus niet hoog overvliegende)
- Min of meer vaste route door terrein, maar alert zijn op nieuw ontstane (tijdelijk) geschikte plekken
- Min of meer gelijke tijdsinspanning bij herhaalde bezoeken
- In getijdengebieden verplaatsingen onder invloed van getij
Bijzonderheden
- Solitair of in groepen tot enkele tientallen
- Vaak samen met andere sterns
Slaapplaatstelling
Tijd van het jaar
Juli-half september, hoogste aantallen in augustus.
Tijd van de dag
Avond: van 1,5 uur voor zonsondergang tot 1 uur erna
Ochtend: van 1 uur voor zonsopgang tot zonsopgang.
Beste tellen in avond (ochtendvertrek soms snel en massaal)
Aanwijzingen
- Slaapplaats lokaliseren door volgen van slaaptrek in avond (richting belangrijk!) of evt. gericht bezoeken van geschikte locaties rond zonsondergang
- Oppassen met voorverzamelplaatsen (vogels verkassen nog)
- Zoek telpunt met goed uitzicht op aan/afvliegende vogels
- Tegenlicht prettig want houdt vogels langer zichtbaar
- Grote slaapplaatsen met meerdere mensen tellen
- Vogels arriveren bij helder weer gemiddeld later dan bij donker weer
- Bij aanvang van telling aanwezige vogels noteren
- Vervolgens aan- of uitvliegende vogels noteren
Bijzonderheden
- Slaapplaats op schelpenbanken of zandplaten
- Aanvliegende vogels bij slaapplaats gewoonlijk vrij laag
- Vaak gemengd met andere sterns en dan aan formaat herkenbaar