Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op de Atlas van de Nederlandse Vogels (1987). Per atlasblok van 5x5 km wordt een schatting van de aanwezige aantallen gegeven.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is het jaarlijks aantal broedvogels/territoria.
- vanaf 1980
- significante toename, <5% per jaar (+)
- laatste 12 jaar
- significante toename, <5% per jaar (+)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Nederland ligt aan de uiterste noordwestrand van het verspreidingsgebied. Doortrekkers van elders hoeven we amper te verwachten. De Nederlandse vogels trekken weg in augustus en september, veelal in de avonduren. Op sommige locaties in Zuid-Holland noteren tellers bij geschikte weersomstandigheden soms meer dan honderd trekkers per avond. Winterwaarnemingen zijn uiterst zeldzaam en verdienen een kritische beoordeling. De broedvogels arriveren vooral in april. Buiten de kolonies zwerven mondjesmaat wat Purperreigers door het hele land rond.
Broedtijd
De enkele tientallen jaarlijks bezette kolonies van de Purperreiger liggen vrijwel uitsluitend in het lage deel van het land, met de nadruk op de laagveengebieden van Friesland, Overijssel en het Groene Hart. De grootste kolonies, zoals de Nieuwkoopse Plassen en de Zouweboezem, tellen in goede jaren meerdere honderden paren. De landelijke stand nam tussen 1970 en 1990 af van minstens 900 naar 220 paren. Dit was een gevolg van ernstige droogte in de overwinteringsgebieden, de Sahel in West-Afrika, in combinatie met biotoopverslechtering op de broedplaatsen. Vanaf 1990 herstelden de aantallen zich dankzij nattere jaren in de Sahel en lokale biotoopverbetering in Nederland. In 2020 telde ons land voor het eerst sinds de oprichting van Sovon meer dan 1000 broedparen.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Purperreiger is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Purperreiger als broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding buiten het broedseizoen is identiek aan die van broedvogels, omdat het om dezelfde vogels gaat.
Aangewezen gebieden
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Alde Feanen | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Deelen | broeden | + | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Weerribben | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied De Wieden | broeden | + | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Zwarte Meer | broeden | - | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Naardermeer | broeden | + | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen | broeden | + | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | broeden | 0 | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Zouweboezem | broeden | + | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk | broeden | ++ | (vanaf 1990) |
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Nesten tellen, evt. volwassen paren/individuen tellen op broedplaats.
Tijd van het jaar
Begin mei t/m eind juli
Tijd van de dag
Gehele dag.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | . | . | X | 1 | 25-5 t/m 25-8 | 500 | ||||||
. | X | X | X | 2 | 25-5 t/m 25-7 | 500 |
Aanwijzingen
Nesten tellen in broedseizoen
Minimaal eenmaal bezette nesten tellen. Deze zijn in april-mei vaak goed waarneembaar in het nog niet volledig opgeschoten riet en zijn soms van afstand met telescoop of verrekijker te tellen. Tel alleen de nieuwe nesten, de oude nesten (zonder schijt) zijn niet zelden in het volgend jaar nog aanwezig. Nimmer rietkragen betreden waarin gebroed wordt, want dan kunnen paden voor o.a. Vos ontstaan.
Door verstoring vinden soms verplaatsingen plaats binnen het broedseizoen.
Nesten tellen na broedseizoen
Wanneer tellen in het broedseizoen onmogelijk of onwenselijk is, kan dit soms na afloop van het broedseizoen alsnog plaatsvonden (bijv. in de winter tijdens vorst). Tel de duidelijk gebruikte nesten.
Broedverdachte paren of individuen tellen
Indien nesttelling onmogelijk, dan minimaal eenmaal aantal paren of individuen tellen op of bij de broedplaats.
Let op voedselvluchten (tot meer dan 10 km van de kolonie) en invallende vogels op potentiële broedplaats (locatie intekenen, let vooral op vogels die bij landing poten laten hangen, roepen en/of kop- en nekveren opzetten: uiterst verdacht!). Vestigingen van één of enkele paren zijn vaak onopvallend. Foeragerende vogels niet meetellen; pas op voor overzomerende niet-broedvogels. Paren met jongen blijven doorgaans enige tijd in de nestomgeving hangen.
Documentatie
Broedgevallen buiten de bekende kolonies hebben, zeker in regio's waar nestelen ongebruikelijk is, avifaunistische waarde. Noteer per datum wat waargenomen is, en geef hoogste broedcode door.
Bijzonderheden
De soort wordt in Nederland al jarenlang gevolgd door een werkgroep onder coördinatie van H. van der Kooij. Op de bekende broedplaatsen is een telling dus onnodig (en betreding van het gebied bijzonder onwenselijk). Wees echter attent op nieuwe vestigingen elders.
Broedbiologie
Nestelt meestal koloniegewijs in vrijwel onbegaanbare (uitgestrekte) rietmoerassen met struweel, soms ook solitair in riet. Op verschillende plekken tegenwoordig al even hoog in boomkronen broedend als Blauwe Reiger.
Eén broedsel per jaar. Meestal 4-5 eieren, broedduur 25-30 dagen, nestjongenperiode ca. 20 dagen, jongen vliegvlug na 45-50 dagen. Eileg eind april tot ver in juni.