Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal individuen gegeven.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is het jaarlijks aantal broedvogels/territoria.
- vanaf 1980
- significante toename, >5% per jaar (++, minimaal verdubbeling in 15 jaar)
- laatste 12 jaar
- significante toename, >5% per jaar (++, minimaal verdubbeling in 15 jaar)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
In de winter zijn Zwartkopmeeuwen schaars. De meeste waarnemingen stammen van de kust, vooral van het Grevelingenmeer, of het rivierengebied. Vanaf begin maart nemen de aantallen toe. De broedvogels komen merendeels in april en begin mei aan en verlaten de kolonies in juli. Trekkers worden vooral in het zuidwesten van het land gezien en betreffen waarschijnlijk grotendeels Nederlandse vogels. Omdat ons land aan de noordwestgrens van het broedgebied ligt, valt weinig doortrek van buitenlandse vogels te verwachten. Toch duiken in ons land regelmatig Zwartkopmeeuwen op die geringd zijn in het Middellandse Zeegebied en Oost-Europa. De onopvallende najaarstrek duurt tot in oktober.
Broedtijd
De eerste broedgevallen vonden plaats in 1933-35 (Schouwen); het betrof een gemengd paar Zwartkopmeeuw met Kokmeeuw. Na het eerste 'zuivere' broedgeval in 1959 (Ossendrecht en Scheelhoek) bleef de soort lange tijd zeldzaam. Vanaf 1980 namen de aantallen toe en in de jaren negentig kwamen ze in een stroomversnelling. Sinds de eeuwwisseling nestelen er in goede jaren meer dan 4000 paren in ons land, vaak samen met Kokmeeuwen. De overgrote meerderheid huist in het Deltagebied, in kolonies tot vele honderden paren. Door uitwisseling met nabije Vlaamse broedplaatsen fluctueren de aantallen per jaar. Door vegetatiesuccessie kunnen broedplaatsen worden verlaten. De soort broedt ook in toenemende mate in het IJsselmeergebied, vestigingen elders zijn nu nog schaars en soms tijdelijk van aard.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Zwartkopmeeuw is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Zwartkopmeeuw als broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Zwartkopmeeuw als niet-broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
Aangewezen gebieden
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | broeden | ++ | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Haringvliet | broeden | ~ | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak | broeden | ~ | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Zoommeer | broeden | - | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe | broeden | ++ | (vanaf 1990) |
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Nesten tellen, evt. volwassen paren/individuen tellen op broedplaats.
Tijd van het jaar
Half april t/m half juli
Tijd van de dag
Gehele dag of (telling volwassen individuen/paren) in vroege ochtend, namiddag of vroege avond.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
Voor deze soort wordt de telling met het grootste aantal ingevoerde waarnemingen binnen de datumgrenzen (1-5 t/m 30-6) met broedcode 3 (‘paar in geschikte habitat’), broedcode 5 (‘baltsend paar’) of broedcode 6 of hoger (nest-indicerend) gebruikt. |
Aanwijzingen
Minimaal eenmaal nesten, paren of volwassen individuen op broedplaats tellen, bij voorkeur in tweede helft van mei (zie Bijzonderheden). Bij alarmerende paren nagaan of het inderdaad broedplaats betreft. Alarmeren vooral aan begin broedtijd en wanneer eieren uitkomen. Let op voedselvluchten en vogels op potentiële broedplaats.
LET OP: Vestigingen tot in juni mogelijk. Door overstroming soms verplaatsingen binnen broedseizoen. Niet-broedende vogels (eerste- en tweedejaars vogels) vaak aanwezig in kolonie en vaak ook baltsend (niet meetellen!). Let op nieuwe vestigingen, soms voorafgegaan door jarenlange waarnemingen in de broedtijd.
Documentatie
Broedgevallen buiten de bekende broedgebieden graag goed documenteren (geef hoogste broedcode).
Bijzonderheden
Broedt in eigen kolonies of in kokmeeuwenkolonies (in aparte clusters), ook wel bij andere meeuwen. Verraadt aanwezigheid door afwijkende mauwende roep. Soms gepaard met Kokmeeuw of Stormmeeuw. Nesten herkenbaar aan de hand van nestmateriaal (meestal fijner dan Kokmeeuw) en grootte, kleur en tekening van eieren (lichtere grondkleur, vagere vlekjes). Pullen zijn stekelige en grijs gestreepte 'punkjes' (i.t.t donzige pullen Kokmeeuw).
Soms mengparen met Kokmeeuw of Stormmeeuw.
Broedbiologie
Vooral in kustmilieus (speciaal Delta), maar ook in binnenland. Biotoop: lage moeras-, duin- en kweldervegetatie, begroeide zandplaten, opgespoten terreinen.
Eén broedsel per jaar. Meestal 3 eieren, broedduur 23-26 dagen, jongen na 35-40 dagen vliegvlug. Piek van eileg half mei. Broedsucces vaak verrassend veel hoger dan van Kokmeeuwen, indien broedend in gemengde of nabijgelegen kolonies.
Integrale gebiedstelling
Tijd van het jaar
Half februari-oktober, schaars daarbuiten.
Tijd van de dag
Van 2 uur na zonsopgang tot 3 uur voor zonsondergang, in getijdengebieden tijdens hoogwater.
Aanwijzingen
- Alle geschikte terreindelen bezoeken
- Alleen vogels met terreinbinding tellen (dus niet hoog overvliegende)
- Min of meer vaste route door terrein, maar alert zijn op nieuw ontstane (tijdelijk) geschikte plekken
- Min of meer gelijke tijdsinspanning bij herhaalde bezoeken
- In getijdengebieden verplaatsingen onder invloed van getij
Bijzonderheden
- Solitair of in groepen tot enkele tientallen
- Vaak gemengd met andere meeuwen of steltlopers
- Alert reagerend op plotselinge voedselbronnen (geploegde akker, gemaaid of geïnjecteerd grasland)
- Slaapplaatsen gemengd met Kokmeeuwen of andere meeuwen en vogels aldaar moeilijk te tellen
- Omvangrijke broedpopulatie in vooral Deltagebied en (in mindere mate) IJsselmeergebied, elders schaars.