Distribution and trends
Distribution
This map is derived from the Bird Atlas of the Netherlands (Sovon 2018). For each atlas square of 5x5 km, an estimate for the number of breeding pairs is given.
This map is derived from the Bird Atlas of the Netherlands (Sovon 2018). For each atlas square of 5x5 km, an estimate for the number of wintering birds is given.
Population trends
breeding bird trend
Data derived from the common breeding bird census. Shown are annual population indices, derived from national surveys of sample plots (red dots) and the trendline (dark line). Data from 1984-1989 can be less reliable.
- vanaf 1990
- significant decrease, <5% a year (-)
- laatste 12 jaar
- no significant change in numbers (0)
waterbird trend
The data comes from the Waterbird Monitoring Network. For each season, the average number of birds (red dots), the trend line (dark blue) and associated standard error (light blue lines) are given. Seasons run from July to June.
- vanaf 1987
- significant decrease, <5% a year (-)
- laatste 12 jaar
- significant decrease, <5% a year (-)
Breeding success and survival
Not enough data.
Seasonal occurrence
seasonal pattern
Data derived from waterbird monitoring scheme (mostly monthly counts during winter). Shown is the monthly average number of birds for for the last five seasons. For each month is indicated which part is counted and what part is estimated (calculated using statistical methods). The red line shows the multi-year mean. This is the average over all months of the season, from July to June of the last five seasons. Months without estimation (indicated by ?) it is assumed that there were no birds.
Occurrence description
Buiten broedtijd
Doortrekkende Watersnippen zijn afkomstig uit een gebied dat tot in Rusland reikt. Een deel overwintert bij ons, de meeste trekken door naar de Britse Eilanden en Zuidwest-Europa. Tussen half juli en begin mei kunnen grote aantallen Watersnippen verschijnen in gebieden met ondiep water, modderige plekken en veel dekking. De aantallen zijn het hoogst van half september tot half november en in maart en begin april. Tijdens vorst trekt een deel weg terwijl de rest open water opzoekt, bijvoorbeeld kwelplekken of beken. Het aantal Watersnippen dat van ons land gebruik maakt, is sinds ongeveer 1950 afgenomen. Een belangrijke reden, naast internationale afname van broedpopulaties, is de verplaatsing van ruigebieden. Brachten voorheen grote aantallen Watersnippen de rui door in Nederland, tegenwoordig doen ze dat veelal op de Britse Eilanden.
Broedtijd
De lange snavel van de Watersnip heeft zachte grond nodig om in te boren naar voedsel. Daarom nestelen Watersnippen alleen in natte graslanden op veengronden, gemaaide rietlanden en in natte heischrale terreinen. Bolwerken, zoals in Noordwest-Overijssel zijn zeldzaam geworden. In veel oude bolwerken zoals de veenweidegebieden van Friesland, in Waterland en in de Zaansteek is de stand behoorlijk uitgedund. Dat heeft alles van doen met ontwatering. Hierdoor neemt de soort al vele tientallen jaren in aantal af en komt hij in boerenland alleen voor indien het waterpeil kunstmatig hoog gehouden wordt. De ooit forse Nederlandse broedpopulatie, die rond 1970 mogelijk 10.000 paartjes telde, is gedecimeerd en de soort is als broedvogel verdwenen uit grote delen van het land
Birds directive
Conservation status
The Common Snipe is protected under the European Birds Directive and the Nature Conservation Act. Natura 2000 areas in the Netherlands have been designated as breeding bird for this species.
What is the methodology to assess the conservation status of birds
breeding bird
The conservation status of the Common Snipe as breeding bird in the Netherlands is unfavourable (bad).
State of Conservation Assessment | ||||
Distribution | Population | Habitat | Future | Final verdict |
unfavourable (inadequate) | unfavourable (bad) | unfavourable (bad) | unfavourable (inadequate) | unfavourable (bad) |
Source: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. More details in the Factsheet on this page.
non-breeding bird
The conservation status of the Common Snipe as non-breeding bird in the Netherlands is unfavourable (bad).
State of Conservation Assessment | ||||
Distribution | Population | Habitat | Future | Final verdict |
favourable | unfavourable (bad) | favourable | unfavourable (bad) | unfavourable (bad) |
Assigned areas
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Bargerveen | broeden | - | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Weerribben | broeden | 0 | (vanaf 1999) | |
Natura 2000-gebied De Wieden | broeden | - | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | broeden | - | (vanaf 1992) | |
Natura 2000-gebied Rijntakken | broeden | -- | (vanaf 1990) |
Factsheet(s) (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Counting guidelines
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half March t/m half July
Tijd van de dag
Gehele dag, maar baltsactiviteit het hoogst in ochtendschemer, namiddag en (vooral) avondschemer, speciaal bij vochtig en zacht weer (motregen, of net na regenbui).
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
Valid sightings | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | . | X | X | 1 | 15-4 t/m 25-6 | 1000 | ||||||
X | X | . | . | 2 | 10-5 t/m 25-6 | 1000 |
Aanwijzingen
Bij waarnemingen in broedbiotoop speciale aandacht voor baltsvlucht ('mekkeren', vooral mannetjes), 'kloktikkend' geluid ('tjieke-tjieke-tjieke', beide geslachten, zowel in lage vlucht als vanaf paaltje of grond, wijst vaak op nest of jongen) en waakzame of alarmerende vogels (op paaltjes en bomen; doen trekkers nooit). Eventueel geluid afspelen ter controle bij vermoed solitair broedgeval.
LET OP: Doortrek mogelijk tot in mei. Opgejaagde trekkers vliegen weg met bekende schorre roep weg (hele jaar gemaakt), opgejaagde broedvogels gaan vaak kort baltsen of strijken op korte afstand neer. Mekkerende baltsvluchten blijven wel eens uit bij hoge dichtheden (dan vooral kloktikken, ook in gemeenschappelijke vlucht van waarschijnlijk uitsluitend mannetjes).
Grote spreiding in broedperiode, met legsels eind maart mogelijk maar ook in juni of zelfs juli (vaak in hergroei van eerste snee in hooiland). Mannetje en vrouwtje nemen apart enkele jongen voor hun rekening.
Bijzonderheden
Soort kan zich in droge perioden opmerkelijk gedeisd houden! Mekkervlucht doorgaans door een of enkele mannetjes. Soms sluiten zich echter, wanneer de vogels lager gaan vliegen, andere Watersnippen bij aan; dit kunnen vrouwtjes zijn (dus: uitgaan van eerst waargenomen aantal). Kloktikkend geluid vanaf de grond of paaltje wordt soms vrijwel onmiddellijk beantwoord vanuit directe omgeving (max. 150 m); functie niet geheel duidelijk maar wellicht duet tussen mannetje en vrouwtje.
Broedbiologie
Gebonden aan open tot halfopen landschappen met hoog waterpeil, van extensief grasland tot natte heide, veen, moeras, soms ook aan de rand van broekbosjes. Bodemnest op natte of vochtige ondergrond goed verstopt tussen pollen. Eileg van eind maart tot in juli. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 4 eieren, broedduur 18-20 dagen, jongen (nestvlieders) na 28-35 dagen vliegvlug.
Literatuur
Nijland F. 2000. Lammetjes in de lucht: territoriumkartering van Watersnippen Gallinago gallinago nader bekeken. Limosa 73: 1-6.
Integrale gebiedstelling
Tijd van het jaar
Half juli tot in mei, hoogste aantallen half augustus-november en maart-april.
Tijd van de dag
Van 1 uur na zonsopgang tot 1 uur voor zonsondergang.
Aanwijzingen
- Alle geschikte terreindelen bezoeken
- Alleen vogels met terreinbinding tellen (dus niet hoog overvliegende)
- Min of meer vaste route door terrein, maar alert zijn op nieuw ontstane (tijdelijk) geschikte plekken, bijv. na overstroming of overvloedige regenval
- Min of meer gelijke tijdsinspanning bij herhaalde bezoeken
Bijzonderheden
- Solitair of in groepen tot enkele tientallen
- Doorgaans onopvallend in oevervegetatie verblijvend, soms echter open en bloot
- Zwijgzaam, maar bij verstoring met roepen opvliegend
- Op ondiepe plassen (meestal met begroeiing), in nat gras- en bouwland, soms ook in droog terrein
- Systematisch aflopen van moerassige plekken, sloten etc. levert hogere aantallen op dan passief tellen (maar moet bij monitoringonderzoek wel steeds herhaald worden; vermeldt dit).