Verspreiding en trends
Verspreiding

Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal broedparen gegeven.

Deze kaart is gebaseerd op de Atlas van de Nederlandse Vogels (1987). Per atlasblok van 5x5 km wordt een schatting van de aanwezige aantallen gegeven.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is de jaarlijkse populatie-index, gebaseerd op de gehele populatie of aantallen in de belangrijkste broedgebieden (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1980
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- significante afname, >5% per jaar (--, minimaal halvering in 15 jaar)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op de Atlas van de Nederlandse Vogels (1987). Weergegeven is een geïndexeerd aantal per maand. Eerst zijn per atlasblok voor elke maand de aantallen gemiddeld over alle teljaren, het resultaat daarvan is voor elke maand gemiddeld over alle atlasblokken.
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
In de Nederlandse broedgebieden arriveren Kwartelkoningen meestal niet voor begin mei en zijn na eind augustus vrijwel verdwenen. Waarnemingen in het westen van het land en op de Waddeneilanden suggereren een bescheiden doortrek, maar de mate waarin is door de verborgen leefwijze niet bekend.
Broedtijd
De Kwartelkoning nestelt meestal in extensief gebruikt hooiland langs de rivieren en in beekdalen, vooral in Groningen echter ook in akkerland. Hij was ooit een bekende broedvogel in grote delen van het land, maar bleek niet opgewassen tegen de moderne landbouw. De huidige in grasland nestelende Kwartelkoningen concentreren zich dan ook vooral in natuurterreinen, en krijgen doorgaans alleen een kans op succesvol broeden bij afspraken over laat maaien. In akkers hebben vooral vestigingen in wintertarwe kans op succes. De jaarlijks vastgestelde aantallen variëren enorm. Ringterugmeldingen suggereren dat een deel van de vogels ook in volgende jaren naar ons land terugkeert, maar de grote fluctuaties kunnen ontstaan vanwege gunstige omstandigheden bij ons (natte jaren met verlate maaidata) of slechte omstandigheden elders (overstromingen). De opleving vanaf 1997 wordt toegeschreven aan een toename van de populatie als geheel, veroorzaakt door het op grote schaal beschikbaar komen van tijdelijke habitat na de politieke en landbouwkundige omwentelingen in Oost-Europa. Gezien de afname van piekaantallen bij ons en in omringende landen lijken die hoogtijdagen voorbij.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Kwartelkoning is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Kwartelkoning als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding buiten het broedseizoen is (vooralsnog) niet te bepalen.
Aangewezen gebieden
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Sneekermeergebied | broeden | 0 | (vanaf 1992) | |
Natura 2000-gebied Leekstermeergebied | broeden | - | (vanaf 1992) | |
Natura 2000-gebied De Wieden | broeden | 0 | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht | broeden | 0 | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Rijntakken | broeden | -- | (vanaf 1990) |
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half april t/m eind juli
Tijd van de dag
Ochtend- en avondschemer en 's nachts, vooral 23 u tot 3 u.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 1 | 15-5 t/m 31-7 | 500 |
Aanwijzingen
Roepende mannetjes karteren evenals overige waarnemingen zoals zichtwaarneming, lokroep (meestal vlak bij nest) of kuikengeluid (zacht, max. op 30 m hoorbaar). In grote gebieden minstens 5 minuten luisteren op punten die niet meer dan 500 m uit elkaar liggen. Afdraaien geluid op mp3-speler, recorder etc. kan roepactiviteit stimuleren. Gebruik afspeelapparatuur niet te lang i.v.m. verstoring en bedenk dat vogels op geluidsnabootsing af kunnen komen en de waarnemer kunnen volgen. Geluid van roepende vogel (tot 1 km hoorbaar) kan door draaien met kop, weerkaatsing tegen dijken en bos of door wind van meer exemplaren afkomstig lijken te zijn, en is lastig te lokaliseren. Verschillende waarneempunten zijn nodig om een deelgebied goed te kunnen tellen (kruispeiling).
Ongepaarde vogels roepen de hele nacht door, gepaarde vogels vooral in schemer en incidenteel overdag.
Bijzonderheden
Bij hoge dichtheden uitgaan van maximaal aantal (gelijktijdig) roepende mannetjes. Eventuele overige waarnemingen zoveel mogelijk inpassen.
Territoria kunnen zich (vooral na maaien) verplaatsen (let op fusie-afstand). Vestiging in bouwland tot half juni of later.
Broedbiologie
Nestelt in hooiland of andere landbouwgewassen met voldoende dekking, meestal in open gebied maar soms in wat beslotener landschap (beekdalen met struiken en bomen). Mannetje vermoedelijk serieel polygaam, waarbij onduidelijk is hoelang de paarband intact blijft.
Bodembroeder, nest soms midden in veld (bij voldoende dekking) of juist aan rand (dekking door lage struiken, heg of boom). Eileg midden mei tot begin juli, incidenteel nog begin augustus. Een tot twee broedsels per jaar, meestal 7-12 eieren, broedduur 16-19 dagen, jongen (nestvlieders, in begin geheel zwart, als andere rallen) na 34-38 dagen vliegvlug.