Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Weergegeven is de relatieve dichtheid per vierkante kilometer.
Deze kaart is gebaseerd op het Punt Transect Tellingen project (PTT). Weergegeven is het gemiddeld aantal exemplaren per telroute. Routes waar de soort niet is waargenomen zijn apart aangegeven (geen landelijke dekking).
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (BMP, MUS, MAS). Weergegeven is de jaarlijkse index van de broedpopulatie (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1990
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- significante toename, <5% per jaar (+)
niet-broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Punt Transect Tellingen project (PTT). Weergegeven is de jaarlijkse index van de winterpopulatie in december (rode punten), de trendlijn (donker gekleurde lijn) en het 95% betrouwbaarheidsinterval
- vanaf 1980
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- significante toename, <5% per jaar (+)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
legbegin
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is de gemiddelde jaarlijkse datum waarop het eerste ei is gelegd (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Een deel van de Nederlandse broedvogels trekt naar Zuidwest-Europa, een deel overwintert in eigen land. Op trek en in de winter verschijnen vooral Scandinavische Veldleeuweriken in ons land. De meeste trek vindt plaats in oktober, wanneer op uitzonderlijke dagen duizenden vogels de trektelposten passeren. Deze recordaantallen beginnen te dateren, want in alle ons omringende landen neemt de soort in aantal af. De trek is half november grotendeels voorbij, maar zware sneeuwval kan tot diep in de winter voor nieuwe verplaatsingen zorgen. De aantallen overwinteraars lijken jaarlijks te schommelen, maar dat is (naast een gevolg van weerseffecten) deels te wijten aan hun onopvallende gedrag. De eerste noordwaartse trek vindt in zachte winters eind januari plaats, in koude winters veel later, doorgaans meteen na het inzetten van stevige dooi. De voorjaarstrek is eind maart zo goed als afgelopen.
Broedtijd
De Veldleeuwerik was rond 1975 nog een volstrekt normale broedvogel van het boerenland. Het was een van de talrijkste en meest verspreide broedvogels van Nederland. In de eerste broedvogelatlas werd de soort gemeld in maar liefst 98% van de atlasblokken! Sindsdien ging het hard bergafwaarts en de huidige populatie is maar een schim van die van weleer. De afname trof vooral graslandgebieden en in mindere mate akkerland. De Veldleeuwerik bleek hier niet opgewassen tegen de moderne, zeer intensieve landbouw. De afname in heidegebieden ging wat minder hard, en plaatselijk handhaaft de soort zich hier redelijk in licht vergraste terreinen. Met name de heidevelden in Noord-Nederland zijn een refugium voor de Veldleeuwerik.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Veldleeuwerik.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Veldleeuwerik zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Veldleeuwerik als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Veldleeuwerik als niet-broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Begin maart t/m half juli
Tijd van de dag
Vooral in de ochtend.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 1 | 25-3 t/m 10-6 | 300 |
Aanwijzingen
Zang (vanaf bodem of in spiraalvormige vlucht), paren in broedbiotoop (soms lastig te interpreteren: mannetje jaagt achter vrouwtje aan tijdens balts en broeden, let op 'paarvluchten' laag boven de grond) en aanwijzingen voor nest, vooral voedseltransport (nestbouw vaak onopvallend, wegdragen van uitwerpselpakketjes idem).
LET OP: Zingende vogels in vlucht kunnen zeer hoog opvliegen en zijn dan vrijwel niet precies te lokaliseren (hemel 'verzadigd' van geluid). Let op de plek waar ze zingend opstijgen (of landen). Bij hoge dichtheden (lokaal nog in bepaalde akkergewassen, schraal grasland, open heide) strategisch punt innemen en enige tijd opletten op (vooral) opstijgende mannetjes aan begin van zangvlucht. Indien insteek in terrein gewenst is: eerst vanaf de randen tellen, dan insteek maken van ca. 200-250 m, hier opnieuw tellen, enzovoort.
Territoria vooral in akkerland onderhevig aan veranderingen onder invloed van grondbewerking, vooral bij zomervruchten (zomergraan, suikerbieten, erwten etc.). Maïsvelden worden soms in maart-begin april bezet (braakliggende stoppelvelden) maar na omploegen in april doorgaans weer verlaten. Territoriumverschuivingen tussen eerste en tweede broedsel.
Bijzonderheden
Oppervlakte foerageergebied kan sterk verschillen. Vogels zoeken in optimale habitat voedsel binnen 100 m van nest maar vliegen in minder gunstige biotopen honderden meters. Foeragerende vogels drukken zich voor waarnemer;vlak voor de waarnemer opvliegende vogel hoeft dus niet per se vogel met nest te zijn.
Broedbiologie
Broedt in (meestal vrij droge) open landschappen, zowel natuurterreinen (heide, duinen) als agrarisch cultuurlandschap (tegenwoordig vooral akkerland). Eileg van half april tot begin juli, met pieken half april/half mei en juni. Twee broedsels per jaar, meestal 2-5 eieren, broedduur 12-13 dagen, nestjongenperiode 11 dagen, jongen worden nog ongeveer 1 week na uitvliegen gevoerd.
Nestonderzoek
Intro
Hieronder worden aanwijzingen gegeven om nesten te vinden en hun lotgevallen te volgen. Ze zijn uitsluitend bedoeld voor onderzoek in het kader van het Nestkaartenproject of verwante projecten. Belangrijk: ga niet zelf op pad (nesten zoeken is verboden), maar meld je aan bij Sovon (nestkaart@sovon.nl). Voor het nestonderzoek is namelijk een speciaal registratiebewijs nodig, waarmee je geen ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet nodig hebt. Voor beschermde soorten in voor het aangewezen Natura 2000-gebieden heb je daarnaast een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig om de nesten te mogen bezoeken. Nesten zoeken zonder registratiebewijs en/of vergunning is illegaal, los van de zelf te regelen toestemming van de terreineigenaar. De onderzoeker wordt geacht zich volledig te houden aan de aanwijzingen in de projecthandleiding. Zie https://sovon.nl/nestkaart
Tijd van het jaar
Van begin april tot in augustus. Legpiek eind april tot eind juni. Twee, soms drie broedsels per jaar.
Nesthabitat
Open, (nagenoeg) boomloze landschappen met lage vegetatie, variërend van jonge duinen tot heidevelden, kwelders/schorren, gras- en bouwland.
Nest
Grondnest, meestal in door wijfje uitgediepte kleine laagte. Nestbouw door vrouwtje, begeleid door mannetje. Goed verborgen nest, aan één zijde afgeschermd door polletje vegetatie en doorgaans maar vanuit één kant te zien (vaak NO). Nest aan begin seizoen soms vrij open gelegen, maar vanwege vegetatieontwikkeling doorgaans verrassend snel amper meer te zien. Nesten meestal in vegetatie van 10-40 cm hoog, op bouwland ook in hogere gewassen maar dan vaak op plekken waar de plantengroei achterblijft of onderbroken is.
Aanwijzingen
Zangvlucht bestrijkt vaak groot gebied, maar mannetje staat soms te bidden boven nestbouwend vrouwtje. Tijdens begin van bebroeding opletten op van nest komend vrouwtje (soms zichtbaar zolang vegetatie nog niet gesloten is). Als bebroeding gevorderd is, zit vrouwtje vast op eieren (vliegt alleen op korte afstand op, laag over de grond en met snelle ondiepe vleugelslag). Let dan op zingend mannetje dat daalt; hij valt vaak in bij een vrouwtje dat van het nest komt om te foerageren, iets dat ieder kwartier tot een half uur plaatsvindt. Volg het naar het nest terugkerend vrouwtje (maakt korte vluchtjes en loopt laatste stukje naar nest, of hangt even te bidden boven het nest alvorens zich in de vegetatie te laten zakken). Mannetje drijft vrouwtje soms terug naar nest en blijft even boven nest hangen (vrouwtje gaat op eieren zitten) alvorens weer op te stijgen. In jongenfase voedsel aandragende ouders volgen (beide partners, grootte van prooien indicatief voor leeftijd jongen); vliegen vaak recht naar nest (vooral als jongen groot zijn) of lopen laatste stukje. Let op de plek van waar ze opvliegen (gewoonlijk de nestlocatie).
Attentie
Vermoedelijke nest zeer voorzichtig benaderen in verband met vertrappingsgevaar (let op looppaadje van vogels naar nest). Nestjongen (opvallend donzig) beginnen (als ze nog klein zijn zijn) soms te bedelen als je fluit. Ze blijven maar 8-9 dagen in het nest en kunnen daarna vrijwel onvindbaar nabij het nest zitten; ze zijn bijzonder goed gecamoufleerd. Nesten waarvan de leeftijd van de jongen berekend kan worden niet bezoeken na de eerste levensweek (jongen verlaten voortijdig nest of kunnen vertrapt worden).
Bijzonderheden
In eenvormige habitat met hoge dichtheid soms profijtelijk om met verschillende personen touw te slepen door vegetatie (let op locatie waar Veldleeuwerik opvliegt). Aan begin van broedseizoen of in schaarsbegroeide habitat kan systematisch aflopen van alle wat hogere pollen vegetatie lonend zijn.