Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP). Ze zijn weergegeven op de schaal van 5x5 km blokken.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is de jaarlijkse populatie-index, gebaseerd op de gehele populatie of aantallen in de belangrijkste broedgebieden (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1990
- significante afname, >5% per jaar (--, minimaal halvering in 15 jaar)
- laatste 12 jaar
- geen significante aantalsverandering (0)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Als standvogel in het overgrote deel van zijn Europese broedgebied is er bij ons nauwelijks doortrek te verwachten. Toch zijn er uit het verleden waarnemingen van groepjes bekend ver van de broedgebieden, al kunnen foutieve determinaties niet helemaal worden uitgesloten. Tegenwoordig wordt nog hoogst zelden een Kuifleeuwerik waargenomen.
Broedtijd
De Kuifleeuwerik, van oorsprong een bewoner van steppen en halfwoestijnen, broedt in ieder geval vanaf halverwege de negentiende eeuw in Nederland. De vestiging in ons land was onderdeel van een noordwaartse areaaluitbreiding. In de twintigste eeuw werd hij een bekende stadsbewoner en nestelde hij tevens hier en daar aan de randen van stuifzanden, schrale heide en agrarisch cultuurland. Omstreeks 1975, toen de bloeiperiode vermoedelijk net voorbij was, waren er nog rond 4000 broedparen. Dat aantal nam snel af tot 425 rond 1990 en minder dan 100 vanaf 1997 Inmiddels is de soort als broedvogel uit Nederland verdwenen. Het laatste succesvolle broedgeval vond plaats op een bedrijventerrein in Venlo. In 2012 en 2013 was er nog steeds een paar aanwezig, maar werden geen jongen meer gezien. Van 2013 tot en met 2015 was één territoriaal exemplaar aanwezig in een nieuwbouwwijk bij Den Bosch. Veranderingen in de stedenbouw, met verlies aan braakliggende terreinen, speelden vermoedelijk een hoofdrol in de neergang. Ook elders in West- en Midden-Europa is de soort nagenoeg verdwenen. Vanaf 2015 worden waarnemingen weer beoordeeld door de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Kuifleeuwerik.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Kuifleeuwerik zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Kuifleeuwerik als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding buiten het broedseizoen is identiek aan die van broedvogels, omdat het om dezelfde vogels gaat.
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Begin februari t/m eind juli
Tijd van de dag
Vooral 's ochtends; vooral zondagochtend geschikt i.v.m. verkeerslawaai.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
X | X | X | X | 2 | 10-3 t/m 10-6 | 500 |
Aanwijzingen
Alle waarnemingen noteren, speciaal letten op zang (zowel op de grond, vanaf uitkijkpost en hoog in de lucht, en plaatsbepaling dan moeilijk), baltsend paar (mannetje achtervolgt vrouwtje in vlucht), nestbouw (materiaal verzamelend op bodem), voedseltransport (beide partners voeren), uitgevlogen jongen. Veelal onopvallend op broedplaats (weinig zingend en rondvliegend, niet schuw). Afpelen van geluid vermoedelijk lonend bij de huidige lage dichtheid. Probeer te achterhalen of er een ongepaarde vogel aanwezig is dan wel een paar.
Soort is verdwenen als jaarlijkse (broed)vogel in Nederland; toch blijft extra-aandacht aan nieuwbouwwijken, industrieterreinen etc. zinvol.
Documentatie
Soort is als broedvogel inmiddels uitgestorven in Nederland. Waarnemingen worden beoordeeld door de CDNA.
Broedbiologie
Broedt op droge en spaarzaam begroeide bodem, tegenwoordig vrijwel uitsluitend binnen bebouwing (bouwplaats, industriegebied, rangeerterrein), tot voor kort ook in meer natuurlijke landschappen (duinenrand, zandpaden, zandige heide). Bodemnest meestal tussen vegetatie verstopt, soms op platte daken. Eileg begin april tot begin juli. Twee tot drie broedsels per jaar, meestal 3-5 eieren, broedduur 12-13 dagen, nestjongenperiode 9-11 dagen, jongen vliegvlug met 14-16 dagen; jongen worden gevoerd tot ca. dag 20.