Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP). Ze zijn weergegeven op de schaal van 5x5 km blokken.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is het jaarlijks aantal broedvogels/territoria.
- vanaf 1980
- significante toename, <5% per jaar (+)
- laatste 12 jaar
- significante toename, <5% per jaar (+)
Broedsucces en overleving
jongenproductie
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is het gemiddeld aantal uitgevlogen jongen per succesvol nest (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
legbegin
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is de gemiddelde jaarlijkse datum waarop het eerste ei is gelegd (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
De Nederlandse broedplaatsen worden bezet van eind april tot in augustus en daarna verruild voor West-Afrika. Trekkers duiken vanaf half april op en worden het meest gezien in de eerste helft van mei. Volwassen mannetjes passeren het eerst, gevolgd door vogels in vrouwelijk kleed. De najaarstrek begint eind juli en loopt door tot eind september. Buiten het voorjaar zijn eind augustus en begin september de kansen op een trekker het hoogst. Volwassen mannetjes trekken het eerst weg, daarna volwassen vrouwtjes en als laatste de eerstejaars vogels. Waarnemingen na half oktober zijn heel bijzonder.
Broedtijd
Het merendeel van de Grauwe Kiekendieven nestelt in akkerbouwgewassen in Groningen. Enkele paren broeden soms op vergelijkbare plekken in Flevoland. Elders zijn broedgevallen uiterst zeldzaam. Dat was ooit anders, want tot ongeveer 1950 was de Grauwe Kiekendief een normale broedvogel in verschillende delen van het land, zowel op de hoge als lage gronden. Ontginning of verslechtering van broedgebieden in combinatie met voedselarmoede in agrarisch cultuurland leidde tot de verdwijning van de meeste broedplaatsen. Van de enkele honderden broedparen bleven er maar 15 over rond 1990. Door braaklegging van akkers kregen Grauwe Kiekendieven echter nieuwe kansen in Groningen. Intensieve nestbescherming en maatregelen om het voedselaanbod ter plaatse te verhogen zorgen ervoor dat deze vogels zich kunnen handhaven in intensief boerenland. De huidige aantallen schommelen, met pieken in veldmuisrijke jaren.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Grauwe Kiekendief is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Grauwe Kiekendief als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | zeer ongunstig | matig ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding buiten het broedseizoen is (vooralsnog) niet te bepalen.
Aangewezen gebieden
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Lauwersmeer | broeden | -- | (vanaf 1990) |
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half april t/m half augustus
Tijd van de dag
Gehele dag.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 3 | 2 | 25-4 t/m 15-8 | 1000 |
Aanwijzingen
Bij waarnemingen van paren of individuen in potentieel broedbiotoop (tegenwoordig vooral open cultuurland, voorheen ook duinen, veen- en heidegebieden, moerassen) letten op territorium- of nestindicerend gedrag, vooral balts (paarsgewijs soms op grote hoogte, man baltst wel eens solitair wanneer vrouwtje broedt), slepen met nestmateriaal, voedseltransport, prooiovergave of pas uitgevlogen jongen. Tel het aantal broedverdachte vrouwtjes. Individuele herkenning van vogels vaak lastig; let echter op eventuele beschadigingen aan slagpennen.
LET OP: Jagende vogels weinig bruikbaar. Voedselvluchten man tot op 10 km van nest (probeer vogel te volgen tot hij prooi heeft en terugvliegt naar nest). Vrouw jaagt pas mee wanneer jongen vrij groot zijn; veelal in directe omgeving van nest.
Trekkers of andere niet-broedvogels (inclusief elders mislukte broedvogels) kunnen vrijwel het gehele broedseizoen optreden. Gebruiken soms gemeenschappelijke slaapplaats, baltsen wel eens en kunnen aan prooioverdracht doen (echter op telkens verschillende plekken).
Documentatie
Broedgevallen buiten Noordoost-Nederland (Groningen, Noord-Friesland, Flevoland) goed documenteren; geef per datum de hoogste broedcode.
Bijzonderheden
Broedplaats vaak lastig te lokaliseren vanwege grote actieradius en ruime nestplaatskeuze. Uitbundige balts en gezamenlijk optrekkend paar vormen goede aanwijzing. Indien nest gelokaliseerd is (bijv. invallende vogel met voer), is bezoek aan nest onnodig, tenzij broedplaats bedreigd wordt (oogstwerkzaamheden in cultuurland). De soort wordt in Nederland goed gevolgd door Werkgroep Grauwe Kiekendief (www.grauwekiekendief.nl).
Broedbiologie
Nestelt op de grond in open landschap, zowel in agrarische gebieden als - maar tegenwoordig zeldzaam - moeras. Nest tussen riet, ruigtekruiden en landbouwgewassen (granen, luzerne, soms hooiland). Eileg half mei tot half juni. Eén broedsel per jaar, meestal 3-5 eieren, broedduur 27-30 dagen, nestjongenperiode 35-40 dagen (maar jongen kunnen vanaf 3 weken in omgeving nest rondklauteren).
Mannetje heeft soms 2 vrouwtjes. Individuele kenmerken van vrouwtjes kunnen uitsluitsel geven.
Literatuur
Bijlsma R.G. 1997. Handleiding veldonderzoek roofvogels. KNNV uitgeverij, Utrecht.