- Broedpopulatie
- 725-1.040, 5% van Nederland (2018-2020)
- Geschat maximum winter
- 8.100 (januari), 1% van Nederland (2016-2021)
- Geschat maximum voorjaar
- 3.700 (maart), < 1% van Nederland (2016-2021)
- Geschat maximum najaar
- 1.900 (november), < 1% van Nederland (2016-2021)
- Seizoensgemiddelde
- 5.000 (juli-juni), 1% van Nederland (2014-2020)
Verspreiding en trends
Verspreiding Overijssel
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal individuen gegeven.
Aantalsontwikkeling Overijssel
watervogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Watervogels (seizoen juli t/m juni). Weergegeven is het seizoensgemiddelde in de monitoringgebieden (rode punten), de trendlijn (donker gekleurde lijn) en het 95% betrouwbaarheidsinterval van de trendlijn (lichtgekleurde lijn).
- vanaf 1980
- significante toename, >5% per jaar (++, minimaal verdubbeling in 15 jaar)
- laatste 12 jaar
- geen trend aantoonbaar (~)
Broedsucces en overleving Overijssel
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen Overijssel
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
De Brandgans is op weg om de Kolgans voorbij te streven als talrijkste in Noordwest-Europa overwinterende gans. Ook in Nederland zijn de aantallen enorm gestegen, met in sommige winters meer dan 800.000 exemplaren, overeenkomend met 80% van de flyway-populatie. De verspreiding bleef tot rond 1990 sterk beperkt tot Friesland en het Wadden-, IJsselmeer- en Deltagebied. Daarna veroverde de Brandgans ook het binnenland. Hier neemt hij, in tegenstelling tot de kustgebieden, ook recent nog toe. Piekaantallen in het binnenland worden doorgaans in de nawinter geteld. Koud winterweer leidt tot enige herverdeling binnen ons land: relatief lage aantallen in Noord-Nederland en relatief hoge aantallen in het zuidelijk deel.
Broedtijd
Vanaf 1988 broeden er jaarlijks Brandganzen in ons land, aanvankelijk alleen in het Deltagebied, daarna ook elders. De eerste vogels waren losgelaten of ontsnapt uit collecties, misschien ook achtergebleven zieke of gewonde trekkers. Daarna vestigde zich een snel groeiende populatie (rond 20.000 paren in het jaar 2015) met het zwaartepunt in het Deltagebied en het Wormer- en Jisperveld. Veenweidegebieden in Friesland, Utrecht en elders in Noord-Holland nemen het leeuwendeel van de overige broedvogels voor hun rekening, maar de verspreiding breidt zich uit als bestaande kolonies hun piek bereiken. Brandganzen nestelen doorgaans kolonieachtig op veilige plekken, vaak eilanden of dammen. De toename bij ons vond plaats in een periode waarin de Brandgans een spectaculaire toename kende in het Oostzeegebied en in Rusland. Ringmeldingen tonen aan dat er uitwisseling bestaat tussen Nederlandse broedvogels en die uit de Duitse Waddenzee, het Oostzeegebied en Rusland.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Brandgans is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als niet-broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Brandgans als broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Brandgans als niet-broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
Aangewezen gebieden
Winter en trekvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000 gebied Rijntakken | foerageren | ++ | (vanaf 1980) | |
Natura 2000 gebied Rijntakken | slapen | ~ | (vanaf 2011) |
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering, evt. Nestentelling.
Tijd van het jaar
Begin april t/m eind juli
Tijd van de dag
Gehele dag.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 2 | 1 | 10-4 t/m 25-6 | 1000 |
Aanwijzingen
Paren of broedverdachte individuen in broedbiotoop (doorgaans voor grondpredatoren moeilijk bereikbare eilanden, schiereilanden, stuweilanden; in de Delta ook al dan niet voormalige schorren); let op territoriaal of nestindicerend gedrag, vooral wakende, baltsende en alarmerende individuen/paren op en boven broedplaats, nest met broedende vogel.
Bij concentraties (eilandjes e.d.) is het soms mogelijk om nesten te tellen. Tel alle bezette nesten (met broedende of wakende vogel of eieren; nesten zijn goed te onderscheiden van bijv. Canadese Gans door compacte vorm en schone koelwitte eieren). Gave maar lege nesten (intacte droge donslaag) meetellen (eileg vindt spoedig plaats), beschadigde of oude lege nesten niet meetellen (ingezakte of natte donslaag, nest scheef; nest is mislukt en wellicht gevolgd door nieuwe broedpoging).
LET OP: Paren met (kleine) jongen kunnen kilometers hebben afgelegd en vormen geen bewijs van broeden ter plaatse. Overzomerende vogels zonder broedgedrag (verzwakte of gewonde trekkers?) niet meetellen.
Documentatie
Kruisingen met andere soorten komen voor, o.a. met Canadese Gans, Indische Gans en Ross' Gans. Zinvol om te noteren en te vermelden.
Broedbiologie
Nestelt veelal koloniegewijs (minder vaak solitair) op de grond op eilandjes, in rietzomen; vaak in nabijheid van water (evt. in aanspoelselzone), soms ver van open water in moerasbos. Eileg half april tot in mei. Eén broedsel per jaar, meestal 4-5 eieren, broedduur 24-25 dagen, jongen na 40-45 dagen vliegvlug.
Integrale gebiedstelling
Tijd van het jaar
Hele jaar, maar vooral half september tot half mei, hoogste aantallen oktober-maart.
Tijd van de dag
Van 1 uur na zonsopgang tot 1 uur voor zonsondergang, in getijdengebieden rond hoogwater.
Aanwijzingen
- Alle geschikte terreindelen bezoeken; eerste oriëntatie van voedselgebieden vaak mogelijk via bezoek slaapplaats in de ochtend
- Alleen vogels met terreinbinding tellen (dus niet hoog overvliegende)
- Min of meer vaste route door terrein, maar alert zijn op nieuw ontstane (tijdelijk) geschikte plekken
- Min of meer gelijke tijdsinspanning bij herhaalde bezoeken
- Oppassen voor verstoring (niet te dicht naderen, geen lawaai)
Bijzonderheden
- Vaak in grote groepen tot vele duizenden, zelden solitair (en dan veelal aansluitend bij andere ganzen)
- Vaak in zeer dichte, ongemengde groepen (lastig tellen)
- Kleinere groepen vaak gemengd met andere ganzen, vooral Kolgans en Kleine Rietgans
- Foerageert voornamelijk op gras
- Drinkvluchten naar open water
- Maak eventueel onderscheid tussen eerste winter vogels en oudere dieren; eerste winter vogels goed herkenbaar tot en met december
- Overzomeraars tellen in juli of eerste helft augustus, overdag op wateren (tussen 09-18:00 uur)
- Let op kleurringen (zie www.geese.org)
Slaapplaatstelling
Tijd van het jaar
Oktober-april (Waddengebied mei), hoogste aantallen december-februari.
Tijd van de dag
Avond: van 1 uur voor zonsondergang tot 1,5 uur erna
Ochtend: van 1 uur voor zonsopgang tot 1 uur erna
Beste tellen in ochtend (aankomst ’s avonds vaak nog in donker)
Aanwijzingen
- Slaapplaats lokaliseren door volgen van slaaptrek in avond (richting belangrijk!) of evt. gericht bezoeken van geschikte locaties rond zonsondergang
- Oppassen met voorverzamelplaatsen (vogels verkassen nog)
- Zoek telpunt met goed uitzicht op aan/afvliegende vogels
- Tegenlicht prettig want houdt vogels langer zichtbaar
- Grote slaapplaatsen met meerdere mensen tellen
- Vogels arriveren bij helder weer gemiddeld later dan bij donker weer
- Bij aanvang van telling aanwezige vogels noteren
- Vervolgens aan- of uitvliegende vogels noteren
Bijzonderheden
- Slaapplaats doorgaans groot open water, evt. ver uit de kust
- Op gemengde slaapplaatsen vaak redelijk van de ‘grauwe’ ganzen te onderscheiden (lichte kleuren, formaat, geluid)
- Uitvliegen in de ochtend vaak massaal
- Vertrekt in de namiddag na verstoring vaak vroeg naar de slaapplaats en vertrekt in de ochtend gewoonlijk later dan andere ganzensoorten