Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP). Ze zijn weergegeven op de schaal van 5x5 km blokken.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is de jaarlijkse populatie-index, gebaseerd op de gehele populatie of aantallen in de belangrijkste broedgebieden (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1990
- significante toename, <5% per jaar (+)
- laatste 12 jaar
- significante toename, >5% per jaar (++, minimaal verdubbeling in 15 jaar)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Aprilwaarnemingen zijn uitzonderlijk. Meestal verschijnen Grauwe Klauwieren niet voor half mei op de broedplaatsen. Echte doortrek vindt weinig plaats, vanwege de zuidoostelijke trekrichting van de broedvogels ten noorden van ons land. Wel zwerven vogels op zoek naar een broedplek door het land en houden zich tijdelijk op in geschikte biotopen. De wegtrek in zuidoostelijke richting begint in juli en is half september grotendeels voorbij. Een enkeling is nog tot diep in oktober te zien.
Broedtijd
Het merendeel van de Nederlandse Grauwe Klauwieren broedt in structuurrijke heide- en veengebieden en in kleinschalig agrarisch landschap. De verspreiding kent zwaartepunten in Drenthe, delen van de Veluwe en Zuid-Limburg. De oorspronkelijk ruime verspreiding in de duinstrook, inclusief de Waddeneilanden, was omstreeks 1985 nagenoeg opgelost; pas rond 2010 begon de soort zich hier weer mondjesmaat te vestigen. Ook op de hoge gronden kwam de Grauwe Klauwier in de eerste helft van de twintigste eeuw veel verspreider voor dan tegenwoordig, ondanks enig recent herstel. De Nederlandse broedpopulatie telde begin twintigste eeuw mogelijk enkele duizenden paren, maar nam na 1950 scherp af naar een dieptepunt van rond 100 paren in 1985, voor een groot deel gehuisvest in één reservaat (Bargerveen Dr). De afname is het gevolg van een enorme verarming van het insectenleven (voedsel) in zowel natuurgebieden als agrarische landschappen, verergerd door het verdwijnen van kleine landschapselementen (nestplaats). Het recente herstel naar meer dan duizend paren houdt verband met droge, voedselrijke zomers, lokaal gunstig terreinbeheer maar is ook onderdeel van een internationaal proces.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Grauwe Klauwier is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Grauwe Klauwier als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
matig ongunstig | zeer ongunstig | matig ongunstig | matig ongunstig | zeer ongunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
Aangewezen gebieden
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Duinen Ameland | broeden | -- | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld | broeden | ++ | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Bargerveen | broeden | - | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Veluwe | broeden | + | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Maasduinen | broeden | + | (vanaf 1990) |
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half mei t/m half augustus
Tijd van de dag
Gehele dag (maar zang vooral 's ochtends).
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 1 | 15-5 t/m 20-7 | 500 | ||||||
X | . | . | . | 2 | 1 | 5-6 t/m 15-7 | 500 |
Aanwijzingen
Alle waarnemingen noteren, met speciale aandacht voor zang en aanwezigheid paar (mei-juni). Vanaf half mei tot eind juli letten op nestbouw en voedseltransport. Van half juni tot half augustus letten op (luidkeels bedelende) uitgevlogen jongen. Deze blijven enige tijd bij het nest; zwervende paartjes met jongen hebben binnen 1 km gebroed, bij een solitaire adult met een aantal jongen moet men voorzichtiger zijn.
LET OP: Paarvorming vindt doorgaans snel plaats, zonder noemenswaardige zang en balts. Tijdens het broeden onopvallend, vooral solitaire paren zijn dan moeilijk te vinden. Omgekeerd kan het lastig zijn om in clusters met hoge dichtheden het aantal te bepalen. Mannetje verzorgt vrouwtje tijdens de eileg (voedering buiten nest), tijdens het broeden en als de jongen klein zijn (voedering op nest); beide vogels voeren grote nestjongen en uitgevlogen jongen. Jacht tijdens zonnig en warm weer vaak hoog, bij koud en nat weer worden prooien laag bij de grond bejaagd. Wees attent op ongepaarde mannetjes (zie Bijzonderheden).
Braakballen en witte poepsporen onder vaste zitposten (struik) en opgeprikte muizen, jonge zangvogels, kikkers, hagedissen en insecten zijn aanwijzing voor aanwezigheid. Paren broeden soms dicht bij elkaar, gunstige broedplaatsen vaak jarenlang bezet. Doortrek en aankomst tot half juni.
Bijzonderheden
Gepaarde mannetjes hebben doorgaans een kleine actieradius (<100 m). Ongepaarde mannetjes zijn doorgaans opvallend, zingen en roepen veelvuldig en verplaatsen zich snel door het terrein; let op de boomtoppen! Ze kunnen tot eind juni nog gepaard raken. Bij een broedgeval kan de soort vaak lastig te vinden zijn (kruipt bij nadering van mensen in struik)! Langdurige en nauwkeurige observatie van afstand met kijker/telescoop, alvorens het terrein te betreden, is vaak lonend, evenals (na verlaten van terrein) over de schouder terug kijken.
Broedbiologie
Gebonden aan halfopen tot open landschappen met opslag, doornstruiken enz. Zowel in natuurterreinen (hoogveen, heide en duinen met opslag) als extensief agrarisch cultuurland. Broedt in struik (meestal doornstruik) of boom, zelden hoger dan 4 meter. Eileg van begin mei tot half juni, maar paren van eerder mislukte nesten kunnen tot eind juli nieuwe pogingen doen. Eén (succesvol) broedsel per jaar, meestal 4-7 eieren, broedduur 13-14 dagen, nestjongenperiode 12-16 dagen, familieverband kan nog 3 weken intact blijven na uitvliegen.De laatste jongen kunnen nog rond 23 augustus het nest verlaten.
Literatuur
van Berkel J.B.J.M. 1993. Het inventariseren van Grauwe Klauwieren. Het Vogeljaar 41: 256-265.
Nestonderzoek
Intro
Hieronder worden aanwijzingen gegeven om nesten te vinden en hun lotgevallen te volgen. Ze zijn uitsluitend bedoeld voor onderzoek in het kader van het Nestkaartenproject of verwante projecten. Belangrijk: ga niet zelf op pad (nesten zoeken is verboden), maar meld je aan bij Sovon (nestkaart@sovon.nl). Voor het nestonderzoek is namelijk een speciaal registratiebewijs nodig, waarmee je geen ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet nodig hebt. Voor beschermde soorten in voor het aangewezen Natura 2000-gebieden heb je daarnaast een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig om de nesten te mogen bezoeken. Nesten zoeken zonder registratiebewijs en/of vergunning is illegaal, los van de zelf te regelen toestemming van de terreineigenaar. De onderzoeker wordt geacht zich volledig te houden aan de aanwijzingen in de projecthandleiding. Zie https://sovon.nl/nestkaart
Tijd van het jaar
Half mei tot in augustus. Legpiek eind mei en in juni. Eén succesvol broedsel per jaar. Soms drie pogingen na mislukken van het nest.
Nesthabitat
Heide, agrarisch cultuurland, verbost moeras en duinen met doornige struiken en opslag, vaak met bloemrijk grasland en wat open zand en water in de omgeving. Ook wel in dichte jonge (sparren)aanplant.
Nest
Nest goed verborgen (dichte bramen) tot relatief open (bijna solitaire boompjes). Hoogte meestal 1-4 m boven de grond, soms echter zeer laag (tot 20 cm) of hoog (tot 7 m in solitaire grove dennen). Fors nest, lijkend op van een lijster (vooral Zanglijster, maar dan zonder klei). Nestbouw wordt gestart door mannetje (takjes, stroo) en voltooid door vrouwtje (mos, voering).
Aanwijzingen
Lastige soort door late aankomst (nieuwe vestigingen tot eind juni mogelijk), vaak onoverzichtelijke habitat en onopvallend gedrag (weinig zang, schuw). Kan lokaal in hoge dichtheid voorkomen. Vogels in onoverzichtelijk terrein moeilijk te volgen; probeer hoger punt te vinden maar blijf op gepaste afstand. Nestplek lokaliseren door van afstand nestbouw te volgen. Vrouwtje wordt door mannetje in de buurt van het nest gevoerd voorafgaand aan eileg (let op witte poepjes op struiken met uitstekende dode takken) en op nest tijdens eifase en vroege jongenfase. Alarmerende vogels van begin juni tot half augustus (in bomen of struiken, zwaaiend met staart, ‘tsjek-tsjek’ roepend) hebben meestal (grotere) nestjongen. Deze worden gevoerd door beide partners. Alternatief voor langdurige observatie - bij weinig aanbod van nestgelegenheid - is: systematisch afzoeken van geschikte struwelen (kijk tegen licht in en controleer alle wat grotere nesten). Hierdoor zijn ook eerder gepredeerde nesten te vinden bij late broedsels.
Attentie
Soort is verstoringsgevoelig in bouw- en legfase; blijf op veilige afstand en bezoek de nestplek niet. Zenuwachtig mannetje, druk rondvliegend, roepend (kras) en staart spreidend kan erop duiden dat waarnemer te dicht bij het nest is bij nestbouw en paarvorming; vergroot de afstand. Schijnaanval op waarnemer duidt op grote nestjongen; blijf dan weg bij het nest want de kans op voortijdig afspringen is groot. Vrouwtje op nest blijft vaak erg vast zitten; maak wat herrie of schud zachtjes aan de struik zodat ze rustig weg kan. Ga niet met de hand naar haar toe, dan knalt ze geschrokken van het nest. Controleer het nest als je er zeker van bent dat het vrouwtje uit de buurt is. Vogel die op korte afstand van de waarnemer ‘ bevriest’ (soms met voer) geeft aan dat nest binnen enkele meters ligt.
Bijzonderheden
Ongepaarde mannetjes zingen en roepen veel in mei-juni, broedvogels zijn dan juist erg stil. Sommige broedplaatsen vele jaren achtereen bezet. Let op kleurringen en meld zulke vogels aan Stichting Bargerveen (info@bargerveen.nl).