Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok is aangegeven of de soort er voorkomt en welke zekerheid omtrent broeden werd verkregen.
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal individuen gegeven.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (BMP, MUS, MAS). Weergegeven is de jaarlijkse index van de broedpopulatie (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1990
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- significante afname, <5% per jaar (-)
Broedsucces en overleving
nestsucces
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is het gemiddelde percentage succesvolle nesten (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
legbegin
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is de gemiddelde jaarlijkse datum waarop het eerste ei is gelegd (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Volwassen vogels blijven jaarrond nabij de broedplaats maar jongen zwerven soms over honderden kilometers uit. Omgekeerd kunnen Ransuilen uit Noord-Europa en Rusland ’s winters ons land bereiken. Incidenteel, zoals in het najaar van 1986, levert dat trek van tientallen vogels op langs de kust. Familiegroepjes sluiten zich vanaf augustus bij elkaar aan op gemeenschappelijke slaapplaatsen. Tussen oktober en maart vormt zich de echte winterroest, waar vaak enkele maar soms tientallen Ransuilen overnachten. Zulke slaapplaatsen zijn uit het hele land bekend. Intensief onderzoek leidt regionaal tot beter inzicht in de ligging en verspreiding van deze slaapplaatsen.
Broedtijd
Ransuilen broeden in allerlei landschappen maar mijden grote bossen, boomloze gebieden en binnensteden. De dichtheden zijn vrijwel overal laag, hoewel de aanwezigheid lastig vast te stellen is. De stand is sterk afgenomen sinds ongeveer 1985. De soort verdween uit de grote bossen op de zandgronden, waar hij voorheen een normale broedvogel was. Hierbij speelt intensieve predatie op jonge en oude Ransuilen door Haviken een belangrijke rol. Bovendien wordt het agrarisch cultuurlandschap dermate intensief benut dat florerende (veld)muizenpopulaties een uitzondering worden, een uitzonderlijk jaar daargelaten. Lokaal wordt nestgelegenheid schaars door afnemende aantallen Zwarte Kraaien en Eksters (nestleveranciers).
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Ransuil.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Ransuil zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Ransuil als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Ransuil als niet-broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | zeer ongunstig | matig ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half februari t/m eind juli
Tijd van de dag
In schemer en nacht. Meeste roepactiviteit van late avondschemer tot begin nacht.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | . | X | X | 1 | 15-2 t/m 15-7 | 500 | ||||||
X | X | . | . | 2 | 1 | 10-3 t/m 15-7 | 1000 |
Aanwijzingen
Roepende vogels, met overige waarnemingen als aanvulling. Nogal onopvallende baltsroep van mannetje vooral eind februari-maart, daarna voornamelijk vleugelklappen (man) en roep (vrouwtje, zwak hoorbaar, wel meestal bij nest). Man en vrouw doorgaans op enkele tientallen meters van elkaar roepend; bij afstand van meer dan 100 m is ander territorium aannemelijk.
Afspelen van baltsroep mannetje kan behulpzaam zijn; pas echter op voor verplaatsingen naar geluid toe en stop onmiddellijk bij reactie. Jonge vogels (verlaten nest voordat ze kunnen vliegen) bedelen luidruchtig en aanhoudend, aanvankelijk dicht bij nest maar binnen enkele weken zich soms over honderden meters verplaatsend. Volwassen (en later uitgevlogen jonge) vogels overnachten in de buurt van de broedplaats (naalsboom of loofboom met veel dekking bijv. klimop, vaak tegen stam aan); aanwezigheid wordt soms verraden door scheldende vogels (lijsters, Gaaien, mezen enz.), poep (opvallend bij sparren: op voet of onderstam), braakballen (onderscheiden zich van Bosuil door complete schedels en intacte botjes) en ruiveren. Zulke aanvullende waarnemingen inpassen in territoriale waarnemingen.
Bezette nesten kunnen in gunstige situaties dicht bij elkaar zitten (tot 80 m). Rond gezamenlijke winterslaapplaatsen soms clusters van broedparen.
Bijzonderheden
Respons op afspelen geluid vaak goed (helft reageert binnen 5 minuten, 94% binnen half uur bij Brits onderzoek), zowel in herfst als (vooral) late winter en vroege voorjaar.
Jagende vogels kunnen op grote afstand van het nest zijn en bieden onvoldoende aanknopingspunten voor een broedgeval. Dat geldt niet voor doelgericht een geschikt bos(je) in- of uitvliegende vogels (man verzorgt broedend vrouwtje met voedsel en verzorgt grotendeels de nestjongen). Over 'meerkoetgeluid' producerende Ransuilen (in vlucht) bestaat onduidelijkheid. Waarneming is in ieder geval niet als territoriaal te beschouwen.
Broedbiologie
Tegenwoordig vooral in kleine bosjes en agrarisch cultuurland broedend, weinig in aaneengesloten grote bossen (predatie Havik en Buizerd!). Nestelt in oud nest van andere soort, bij voorkeur Ekster of Zwarte Kraai, soms ook Houtduif of Buizerd/Havik; zowel in loofbomen als (vooral) naaldbomen. Eileg half maart tot half april, in muizenjaren soms vanaf eind februari. Eén broedsel per jaar, meestal 4-5 eieren, broedduur 27-28 dagen, nestjongenperiode minstens 20 dagen, waarna de jongen het nest verlaten. Ze zijn met 33-35 dagen vliegvlug maar pas later zelfstandig.
Literatuur
van Manen W. 2000. Trefkans van Ransuilen Asio otus in de broedtijd. Drentse Vogels 13: 27-29.
Redpath S.M. 1994. Censusing Tawny Owls Strix aluco by the use of imitation calls. Bird Study 41: 193-198.
Slaapplaatstelling
Tijd van het jaar
Jaarrond, hoogste aantallen augustus-maart.
Tijd van de dag
Overdag of ’s avonds.
Aanwijzingen
Overdag rustende uilen tellen of ’s avonds afvliegende uilen.
Bijzonderheden
- LET OP: wees terughoudend in het publiekelijk melden van uilenslaapplaatsen. De soort is verstoringsgevoelig.
- Slaapplaats doorgaans in (naald)bomen. Slaapplaatsen in loofbomen worden meestal verlaten als ze blad verliezen.
- Vaste roestplaatsen zijn te herkennen aan de braakballen op de grond en witte ‘krijtstrepen’ in de bomen.
- ’s avonds afvliegende uilen tellen, levert soms betere resultaten op m.n. op plekken waar de vogels zeer verborgen zitten.