Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op de Atlas van de Nederlandse Vogels (1987). Per atlasblok van 5x5 km wordt een schatting van de aanwezige aantallen gegeven.
Aantalsontwikkeling
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Broedsucces en overleving
nestsucces
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is het gemiddelde percentage succesvolle nesten (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
legbegin
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Nestkaarten. Weergegeven is de gemiddelde jaarlijkse datum waarop het eerste ei is gelegd (met 95% betrouwbaarheidsinterval).
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Als echte zomervogel is de Wespendief zelfs in de laatste dagen van april nog zeldzaam. De voorjaarstrek in mei is meestal onopvallend, maar soms worden in de tweede helft van die maand groepen tot enkele tientallen gezien. De wegtrek begint al in juli en loopt door tot begin oktober. Eind augustus en begin september is er in bepaalde jaren massale doortrek van noordelijke vogels, met name in de zuidoosthelft van het land. Net als in het voorjaar hangt dit samen met de weersomstandigheden, waarbij krachtige oostenwinden soms (maar lang niet altijd) voor een toestroom van trekkers boven Nederland zorgen. Waarnemingen na begin oktober zijn uitermate schaars en moeten met de nodige zorgvuldigheid worden bekeken.
Broedtijd
Wespendieven arriveren in mei in de broedgebieden en verlaten deze uiterlijk in september. De broedverspreiding is lastig in kaart te brengen: een aanzienlijk deel van de aanwezige vogels komt niet tot broeden, terwijl het opsporen van broedgevallen een tijdrovend werk is. Desondanks is wel duidelijk dat de Wespendief in de meeste grote bossen nestelt, met uitzondering van gebieden waar mogelijk te weinig voedsel (wespenbroed) is. De landelijke verspreiding lijkt sinds 1975 ruimer te zijn geworden, deels doordat bossen ouder en geschikter werden. Intensiever onderzoek speelt echter eveneens een rol. Rond de eeuwwisseling heeft de soort zich als broedvogel gevestigd in de duinstreek. Ondanks de areaaluitbreiding nemen de aantallen sinds 1990 vermoedelijk licht maar gestaag af, net als in veel gebieden elders in Europa.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Wespendief is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Wespendief als broedvogel in Nederland is matig ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | matig ongunstig | matig ongunstig | matig ongunstig | matig ongunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
Aangewezen gebieden
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld | broeden | 0 | (vanaf 1990) | |
Natura 2000-gebied Veluwe | broeden | ~ | (vanaf 2017) | |
Natura 2000-gebied Brabantse Wal | broeden | ~ | (vanaf 1990) |
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Broedparen lokaliseren
Tijd van het jaar
Eind april t/m eind augustus
Tijd van de dag
Van enkele uren na zonsopkomst tot in de avond.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 2 | 1 | 15-5 t/m 10-8 | 1500 | |||||
X | . | . | . | 2 | 15-5 t/m 10-8 | 2500 |
Aanwijzingen
Eigenlijk alleen te inventariseren door controle van bekende oude roofvogelnesten en eventuele nesten van Wespendief uit voorgaande jaren, in combinatie met overige waarnemingen aan het begin van de broedtijd (balts) en langdurige observatie in juli-augustus (voedselvluchten). Interpretatie van waarnemingen anders extreem lastig!
Controle nesten
- Broedt soms op oud nest van andere grote roofvogel. Vaak weinig ophoging van nestrand, tot en met juni worden weinig groene takken aangebracht, daarna meer;
- Broedende vogel drukt zich en is vaak onzichtbaar (oog soms zichtbaar door takkenrand);
- Zelfgebouwde nesten uit voorgaande jaren zijn herkenbaar aan het formaat (kleiner dan Havik en Buizerd, dunnere takken), veelvuldig gebruik van blad als nestmateriaal (in loofbos) en beschaduwde positie;
- Nieuw gebouwde nesten (eigenlijk alleen bij toeval te vinden) veelal bijna onwaarschijnlijk klein.
Overige waarnemingen mei-juni
Voorjaarsbalts is kort, in sommige jaren vrijwel ontbrekend en niet direct aan nestplek gebonden. Let op undulerende ratelroep vlak voor eileg (uitsluitend vlakbij nest).
Waarnemingen juli-augustus
- Ruiveren (schaars, maar kunnen aandacht vestigen op territorium; vliegveren met onregelmatige bandering, kop- en rugdekveren met witte basis en scherpe kleurovergangen haaks op de schacht), echter zie Bijzonderheden.
- Vliegactiviteit in juli en begin augustus geeft idee over aantal broedvogels (en evt. nestomgeving) en niet-broedvogels (aandeel kan hoog zijn). Langdurige observatie vanaf goed uitzichtpunt nodig. Alle exemplaren noteren met details over verenkleed (sekse, tekening, ruipatroon) en vliegrichting (intekenen).
- Speciale aandacht voor voedseltransport naar nest (strakke lijn, intervallen van ca. twee uur; kleine prooi - tegen lichaam geklemd - soms nauwelijks te zien) en herhaaldelijk vanuit dezelfde plek in bos opstijgende vogels. In grote gebieden verschillende observatiepunten uitkiezen.
- Grondige controle van veronderstelde nestlocatie kan nest opleveren (maar vaker frustratie).
Vliegende vogels zonder duidelijke bestemming
Vlinderende vogels in juli-augustus hebben veelal geen nest. Waarnemingen van mannetje wijzen eerder op nabijheid (enkele km) van nest dan die van vrouwtje (kan tot op tientallen km foerageren!).
Bijzonderheden
Ruiveren
Niet zelden nabij sperwernest, en dan veroorzaakt door agressie van Sperwer jegens aanwezige Wespendief, en niet per se territoriumindicatief voor Wespendief. Meerdere staartveren bijeen wijzen op schrikrui.
Observatie vliegactiviteit
Ga uit van een waarneemcirkel met een straal van ca. 1,5 km, waarbinnen de meeste activiteit kan worden opgemerkt en een radius van 3 km waarbuiten vogels niet meer kunnen worden ontdekt of gevolgd. Inschatting van afstand is belangrijk bij interpretatie waarnemingen (en traceren nestlocatie) maar lastig; vogel in de regel verder weg dan aangenomen wordt!
Individuele herkenning
Gedetailleerde notities, tekeningen of foto's van verenkleed zijn behulpzaam bij het herkennen van individuen. Bedenk echter dat kenmerken door afstand en ander licht anders kunnen uitzien.
Bij het nest
Nest vaak buitengewoon lastig te vinden, mede door schaarse aanwijzingen: amper poep onder nest (pas in late jongenfase, vaak vergezeld van lege wespenraten, die echter zeer snel verpappen na regen), geen braakballen (deel poep drolvormig en donker, als braakbal), weinig bedelgeluid (jongen laten na uitvliegen hooguit heel zacht geluid horen wanneer ouder met prooi arriveert). Geplukte niet- of net-vliegvlugge jongen (gepredeerd door Havik, vrij gewoon tegenwoordig) zijn overigens een goede indicatie voor een nabij nest!
Buiten broedtijd
Nest na de bladval nog steeds herkenbaar aan overdadig loof op de nestrand (maar pas op voor afgevallen blad). Pas op voor verwarring met Eekhoorn-nest (maar dat is doorgaans bolvorming en in buitenste takken gevestigd).
Broedbiologie
Gebonden aan doorgaans grotere bosgebieden, zowel loof- als naaldhout, vaak met enige afwisseling (o.a. kaalslagen, drassige plekken), soms echter in monotone opstanden, kleine (loof)bosjes of zelfs vrijstaande boom.
Nest in oude boom, vaak tegen stam, soms in kroon. Eileg eind mei tot half juni. Eén broedsel per jaar, vrijwel steevast 2 eieren, broedduur 30-35 dagen, nestjongenperiode 35-40 dagen. Jongen worden nog ongeveer 14 dagen na het uitvliegen verzorgd door het mannetje (vrouwtje vaak al vertrokken), en blijven daarna nog enige tijd in het broedgebied alvorens ook weg te trekken.
Het is normaal dat slechts een deel (40%) van de populatie tot eileg overgaat.
Literatuur
Bijlsma R.G. 1997. Handleiding veldonderzoek roofvogels. KNNV uitgeverij, Utrecht.
Nestonderzoek
Intro
Hieronder worden aanwijzingen gegeven om nesten te vinden en hun lotgevallen te volgen. Ze zijn uitsluitend bedoeld voor onderzoek in het kader van het Nestkaartenproject of verwante projecten. Belangrijk: ga niet zelf op pad (nesten zoeken is verboden), maar meld je aan bij Sovon (nestkaart@sovon.nl). Voor het nestonderzoek is namelijk een speciaal registratiebewijs nodig, waarmee je geen ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet nodig hebt. Voor beschermde soorten in voor het aangewezen Natura 2000-gebieden heb je daarnaast een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig om de nesten te mogen bezoeken. Nesten zoeken zonder registratiebewijs en/of vergunning is illegaal, los van de zelf te regelen toestemming van de terreineigenaar. De onderzoeker wordt geacht zich volledig te houden aan de aanwijzingen in de projecthandleiding. Zie https://sovon.nl/nestkaart
Tijd van het jaar
Half mei tot eind half augustus, legpiek eind mei en in juni. Eén broedsel per jaar.
Nesthabitat
Overwegend grotere bossen (meer dan 100 ha) met voorkeur voor gemengd bos of loofbos, soms echter in kleinere bossen in bosrijke gebieden.
Nest
Hergebruikte roofvogelnesten (Buizerd, Havik), maar meestal zelfgebouwde nesten. Hergebruikte nesten vaak (maar niet altijd) met opvallend veel vers loof (broedende vogel soms vrijwel onzichtbaar). Nieuwe nesten aanzienlijk kleiner (vogel puilt soms over rand heen), eveneens met veel vers groen. Nest zowel tegen hoofdstam aan als in kruin of op zijtakken weg van hoofdstam, bijna altijd goed afgeschermd tegen middagzon. Nestbouw door beide partners. Zelfgebouwde nesten uit een vorig broedseizoen zijn te herkennen aan kleiner formaat dan Havik of Buizerd, gebruik van dunnere takken en aanwezigheid van verdorde bebladerde takken (blad valt niet af in najaar) in zowel basis als op de rand. Eekhoornnest is doorgaans minder groot en boller van vorm, maar wel met verdord blad.
Aanwijzingen
Check alle bekende oude roofvogelnesten (mei-juli), met extra aandacht voor nesten die een jaar eerder gebouwd werden maar toen niet bezet waren (inclusief flodderig ogende nieuwbouw met veel loof). Bezetting van nest doorgaans lastig vast te stellen (weinig alarm, geen prooiaanvoer in eifase, amper donsjes op nest of uitwerpselen onder nest). Broedende vogel vaak lastig zichtbaar en vast zittend, maar kijkt over/door nestrand (alleen heldergele iris zichtbaar) of reageert op schop tegen stam met harde vleugelklap en langzaam draaiende beweging met gespreide vleugel op nest (doet geen andere roofvogel). Breng vliegbewegingen eind juli/begin augustus bij mooi weer systematisch in kaart vanaf hoog punt (boomtop, brandtoren), met specifieke aandacht voor individuele herkenning (verenkleed, geslacht, rui, slijtage). Let vooral op vogel die bos induikt (plek fixeren, kan goed om foerageerplek gaan), prooiaanvoer (na opschroeven in rechte lijn naar nest, kleine prooien echter moeilijk zichtbaar indien strak tegen lichaam gehouden) en vlindervlucht (mogelijk indicatief indien laag boven boomtoppen, onbruikbare waarneming indien hoog in de lucht uitgevoerd). Nest vinden doorgaans hele klus. Ratelroep (in toonhoogte undulerende klepper; weinig te horen maar vrijwel altijd bij nest), ruiveren (weinig slag/staartpennen en dan binnen hele activiteitsgebied, enkele kleinere veertjes in omgeving nest) en prooiresten (wespenraten) soms behulpzaam. Bedelende uitgevlogen jongen (bij vroeg gestarte paren, alleen bij prooiaanvoer kortstondig roepend; overslaande onzuivere ‘flieuw’) leiden soms alsnog naar (inmiddels verlaten) nest. Controle na bladval kan eveneens nest alsnog onthullen (en dan jaar later controleren).
Attentie
Soort niet bijzonder verstoringsgevoelig (en nestelt soms vlak langs pad), maar pas op in bouw- en legfase.
Bijzonderheden
Specialistenwerk! Vliegbewegingen in kaart brengen is zeer tijdrovend en soms lastig te interpreteren (grote en overlappende activiteitsgebieden, hoog aandeel niet-broedende vogels), zoeken naar nesten op grond van vliegbewegingen vaak frusterend (nest lastig te vinden en vogel soms honderden meters onder boomtopniveau naar nest vliegend).
Meer informatie
Uitgebreide aanwijzingen in Bijlsma R.G. 1997. Handleiding veldonderzoek Roofvogels. KNNV/Vogelbescherming Nederland/Werkgroep Roofvogels Nederland, Utrecht/Zeist/Appelscha.