Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP). Ze zijn weergegeven op de schaal van 5x5 km blokken.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is de jaarlijkse populatie-index, gebaseerd op de gehele populatie of aantallen in de belangrijkste broedgebieden (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1980
- significante afname, >5% per jaar (--, minimaal halvering in 15 jaar)
- laatste 12 jaar
- geen significante aantalsverandering (0)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Ortolanen worden vrijwel alleen op trek gezien, vooral in het najaar. De meeste passeren eind augustus en in de eerste helft van september, met enkele nakomers tot begin oktober. Waarnemingen worden vooral gedaan langs de kust en in de zuidoosthelft van het land, door trektellers die bekend zijn met de onopvallende vluchtroepjes. Ortolanen blijken vooral ’s nachts door te trekken. Voorjaarstrekkers duiken eind april en in vooral de eerste helft van mei op.
Broedtijd
De Ortolaan was tot halverwege de twintigste eeuw een broedvogel van kleinschalig boerenland met roggeakkers en eikenwallen op de zandgronden. De belangrijkste broedgebieden lagen in de Achterhoek, Midden-Brabant en de noordelijke helft van Limburg. Ondanks een gerapporteerde afname nestelden er rond 1950 naar schatting nog 1500 paren in Nederland. Dat aantal nam af tot zo'n 200 in 1975 en 30 rond 1990. Schaalvergroting in de landbouw en overgang van granen op mais betekenden de doodklap voor de Ortolaan. De laatste zekere broedgevallen vonden plaats in 1999. Sindsdien worden nog enkele keren onregelmatig zingende, ongepaarde Ortolanen waargenomen in de voormalige broedgebieden. De soort is in vrijwel heel West- en Midden-Europa op zijn retour.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Ortolaan.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Ortolaan zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Ortolaan als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half april t/m eind juli
Tijd van de dag
Vooral 's ochtends (maar meestal niet vroeg).
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 2 | 10-5 t/m 30-6 | 500 |
Aanwijzingen
Alle waarnemingen in geschikt biotoop (kleinschalig cultuurland met veel zomergranen en loofsingels) noteren, met speciale aandacht voor zang (vaak vanaf hoge zangpost, soms vanaf kluit op bodem; baltsvluchtje tussen verschillende zanposten), nestbouw of voedseltransport.
Broedvogels zingen lang door (tot aan uitkomen der eieren); let bij zingende vogel op of hij gepaard is of niet (ongepaarde vogel zingt veel frequenter en heeft minder binding aan bepaalde plekken). Familie met stuntelig vliegende jongen is indicatie voor broedsel ter plaatse.
Documentatie
Soort is als broedvogel inmiddels uitgestorven in Nederland, maar een incidenteel geval is niet uitgesloten. Uitgebreide documentatie noodzakelijk met hoogste broedcode per datum. BELANGRIJK: vermeldt of het om een ongepaarde vogel dan wel een paar ging.
Bijzonderheden
Door grondbewerking of vegetatiegroei kunnen verplaatsingen tot eind mei optreden.
Broedbiologie
Gebonden aan kleinschalig cultuurland op droge bodem; Nederlandse vestigingen op heide betroffen wellicht ongepaarde mannetjes. Bodemnest meestal in rogge of wintergerst, evt. in andere lage vegetatie (bij begin nestbouw niet hoger dan 15 cm). Eileg half mei tot eind juni, vooral tweede helft mei. Eén broedsel per jaar, meestal 3-6 eieren, broedduur 11-12 dagen, nestjongenperiode 8-10 dagen, jongen na ca. 14 dagen vliegvlug.