Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op het Punt Transect Tellingen project (PTT). Weergegeven is het gemiddeld aantal exemplaren per telroute. Routes waar de soort niet is waargenomen zijn apart aangegeven (geen landelijke dekking).
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is de jaarlijkse populatie-index, gebaseerd op de gehele populatie of aantallen in de belangrijkste broedgebieden (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1985
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- significante afname, <5% per jaar (-)
niet-broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Punt Transect Tellingen project (PTT). Weergegeven is de jaarlijkse index van de winterpopulatie in december (rode punten), de trendlijn (donker gekleurde lijn) en het 95% betrouwbaarheidsinterval
- vanaf 1980
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- significante afname, <5% per jaar (-)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
De verspreiding in het winterhalfjaar overlapt met die in de broedtijd. Nederlandse broedvogels overwinteren nabij de eigen broedplaats, misschien met uitzondering van een deel van de onvolwassen vogels. De instroom van Noord- en Oost-Europese overwinteraars is vanaf ongeveer 1995 aan het droogvallen. Waarschijnlijk overwinteren zulke vogels in toenemende mate in of dichter bij het eigen broedgebied, een verschijnsel dat zich eerder bij Bonte Kraai voordeed. De afname van Roeken van elders is ook merkbaar in de trekmaanden maart en, vooral, oktober. Op trektelposten zijn de lange slierten trekkende Roeken duidelijk zeldzamer dan enkele tientallen jaren geleden.
Broedtijd
Door vervolging en onopzettelijke vergiftiging (landbouwbestrijdingsmiddelen) was de Nederlandse stand rond 1970 op een dieptepunt, maar herstelde zich in de periode daarna. Vanaf ongeveer 2000 nemen de aantallen af, deels als gevolg van verstoring in verband met overlast en vermeende schade. Door verstoring neigen voorheen grote kolonies ertoe zich over meerdere locaties te verspreiden. De meeste kolonies bestaan uit tientallen tot enkele honderden nesten, maar meer dan duizend nesten bij elkaar worden niet meer waargenomen. Naar verhouding zijn steeds meer Roeken in bebouwd gebied gaan broeden, tegenwoordig is dat aandeel meer dan driekwart. Agrarisch gebied heeft sterk ingeboet als broedgebied. Zo'n 80% van de Roeken broedt in Gelderland, Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant en Friesland. Vestigingen in het westen van het land, in het verleden niet ongewoon, zijn momenteel schaars.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Roek.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Roek zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Roek als broedvogel in Nederland is matig ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | matig ongunstig | gunstig | matig ongunstig | matig ongunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Roek als niet-broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | zeer ongunstig | gunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Nesten tellen
Tijd van het jaar
Half maart t/m eind mei
Tijd van de dag
Gehele dag
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
Voor deze soort wordt de telling met het grootste aantal ingevoerde waarnemingen binnen de datumgrenzen (10-3 t/m 10-5) met broedcode 13 (‘gebruikt nest met onbekende inhoud’), broedcode 15 (‘nest met eieren’) en broedcode 16 (‘nest met jongen’) gebruikt. |
Aanwijzingen
Minimaal eenmaal nesten tellen tussen 15 maart-10 mei, bij voorkeur zo laat mogelijk, maar voordat de bladeren aan de bomen komen. Zowel volledig uitgebouwde nesten tellen (al dan niet met broedvogel erop of erbij) als nesten in aanbouw. Onbezette nesten komen vrijwel nooit voor (worden afgebroken). Let op voedselvluchten (tot 5 km van kolonie) en invallende vogels op potentiële broedplaats.
Doorgaans is tellen op afstand mogelijk met kijker of telescoop. Indien betreding van het terrein nodig is: zo kort mogelijk i.v.m. verstoring, en nooit bij ongunstig weer (kans op beschadiging broedsel).
Vestigingen mogelijk tot ver in april.
LET OP: Vrijwel altijd in kolonies broedend, maar nieuwe vestigingen beginnen soms met slechts enkele paren. Solitaire paren zeer ongebruikelijk.
Bijzonderheden
Aan het begin van het broedseizoen kunnen nesten verdwijnen of treden verplaatsingen op door stormschade, gevechten of verstoring. Kolonies kunnen door storing uiteenvallen in verschillende kleinere kolonies in de omgeving.
Broedbiologie
Broedt meestal in hoge loofbomen, soms in naaldbomen en lage bomen, zowel in buitengebied als binnen bebouwde kom. Eileg van eind maart tot eind april.Eén broedsel per jaar (met regelmatig vervolglegsels na mislukking). Meestal 3-5 eieren, broedduur 16-18 dagen, nestjongenperiode 32-35 dagen, jongen worden na uitvliegen nog enkele weken gevoerd. Vrouwtje broedt alleen en wordt door mannetje gevoerd. Nestjongen worden eerste twee weken door mannetje gevoerd, daarna door beide ouders.