Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Weergegeven is de relatieve dichtheid per vierkante kilometer.
Deze kaart is gebaseerd op de Atlas van de Nederlandse Vogels (1987). Per atlasblok van 5x5 km wordt een schatting van de aanwezige aantallen gegeven.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (BMP, MUS, MAS). Weergegeven is de jaarlijkse index van de broedpopulatie (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1990
- geen significante aantalsverandering (0)
- laatste 12 jaar
- significante toename, <5% per jaar (+)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
De Nederlandse broedvogels overwinteren merendeels in Zuidwest-Europa en Noord-Afrika. Het aantal in ons land overwinterende Zwarte Roodstaarten neemt toe, parallel aan de toename van andere overwinterende insecteneters als Zwartkop en Tjiftjaf. De herkomst van deze wintervogels is onbekend. De aankomst van de broedvogels voltrekt zich tussen half maart en eind april. Ze vertrekken merendeels in september en oktober, maanden waarin ook enige doortrek optreedt. Enkelingen blijven hangen in november en december maar zijn vaak spoorloos nadat een felle vorstperiode inzet.
Broedtijd
Zwarte Roodstaarten broeden tegenwoordig in vrijwel het hele land op of bij gebouwen, met een voorkeur voor industrieterreinen en grootschalige nieuwbouw. Veel broedplekken op bouwterreinen zijn tijdelijk en worden verlaten als de bouw is afgerond. De dichtheden zijn het hoogst in de oostelijke helft van Nederland. Hier was de soort al in de eerste helft van de twintigste eeuw een gewone broedvogel, en van hieruit breidde hij zich in de tweede helft van de eeuw uit over Laag-Nederland. De landelijke aantallen zijn sinds 1990 min of meer stabiel maar vertonen wel fluctuaties. Dat inzinkingen deels samenvallen met strenge winters (midden jaren negentig) kan toeval zijn. Alleen strenge winters die tot diep in Zuidwest-Europa doordringen (zoals 1984/85) kunnen onze broedvogels immers treffen.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Zwarte Roodstaart.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Zwarte Roodstaart zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Zwarte Roodstaart als broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Zwarte Roodstaart als niet-broedvogel in Nederland is onbekend.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
onbekend | onbekend | onbekend | onbekend | onbekend |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half april t/m half juli
Tijd van de dag
In vroege ochtend, vooral van 1,5 uur voor tot 1,5 uur na zonsopgang (en in steden bij voorkeur op zondagochtend vanwege verkeerslawaai!). Lichte opleving van zangactiviteit rond zonsondergang.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | . | X | X | JA | 1-6 | 7-10 | 11+ | 1 | 10-4 t/m 5-7 | 200 |
Aanwijzingen
Zingende mannetjes tellen (vaak op hoge plekken zittend), met overige waarnemingen als aanvulling; vooral nestbouw, alarm, voedseltransport en pas uitgevlogen jongen (drukke roepjes).
LET OP: Zangactiviteit kort na aankomst hoog, maar zakt snel in tijdens broedfase (om weer op te leven rond uitvliegen van jongen). Vogels kunnen dan stil zijn, maar let op alarmroepjes. Doortrek mogelijk tot in mei (maar het is niet aannemelijk dat trekkers zingen). Eenjarige mannetjes hebben veelal bruinzwart kleed dat amper van dat van vrouwtjes te onderscheiden is.
Bijzonderheden
Hybridisering met Gekraagde Roodstaart incidenteel mogelijk.
Broedbiologie
Gebonden aan bebouwing in steden (flats of andere grote gebouwen), dorpen, industrieterrein, boerenbedrijven enz. Eileg half april tot in juni, met piek eerste helft mei. Een tot twee broedsels per jaar, meestal 4-6 eieren, broedduur 12-14 dagen, nestjongenperiode 15-17 dagen, jongen worden nog tot 10 dagen na uitvliegen gevoerd.