Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal individuen gegeven.
Aantalsontwikkeling
watervogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Watervogels (seizoen juli t/m juni). Weergegeven is het seizoensgemiddelde in de monitoringgebieden (rode punten), de trendlijn (donker gekleurde lijn) en het 95% betrouwbaarheidsinterval van de trendlijn (lichtgekleurde lijn).
- vanaf 1987
- significante toename, >5% per jaar (++, minimaal verdubbeling in 15 jaar)
- laatste 12 jaar
- significante toename, >5% per jaar (++, minimaal verdubbeling in 15 jaar)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Het historische voorkomen in ons land is onvoldoende bekend, omdat deze soort voorheen werd beschouwd als ondersoort van de Zilvermeeuw. De aantallen nemen toe vanaf juni en bereiken een top in augustus. Dit vormt een onderdeel van noordwaartse zwerfbewegingen van Zuid- en Midden-Europese Geelpootmeeuwen. Vervolgens trekt een deel weer terug en dalen de aantallen bij ons naar een stabiel niveau in winter en voorjaar. Geelpootmeeuwen zijn in het noordoosten van het land minder gewoon dan elders. Relatief veel exemplaren worden gezien langs de Grote Rivieren en grote open wateren elders, maar stedelijk gebied wordt niet gemeden. Het vereist enige kennis van en interesse in grote meeuwen om de verschillende kleden van de Geelpootmeeuw goed te herkennen; daarom weerspiegelt de kaart ook deels waarnemerseffecten.
Broedtijd
De Geelpootmeeuw broedt vanaf 1985 (Europoort-Maasvlakte) in ons land. De precieze aantallen worden enigszins vertroebeld door nakomelingen van mengparen van Kleine Mantelmeeuw en Zilvermeeuw (met name Europoort en IJmuiden), waarvan de nakomelingen sterk op Geelpootmeeuwen lijken. Het eerste broedgeval van een 'zuiver' paar Geelpootmeeuwen vond plaats in 2011 op de Ventjagersplaten. Het broedvoorkomen is matig bekend. De soort is in grote meeuwenkolonies niet gemakkelijk te vinden. Bovendien zijn lang niet alle broedgevallen goed gedocumenteerd. Wel is duidelijk dat de soort nog steeds zeldzaam is. Het merendeel van de broedgevallen vond plaats in het Deltagebied inclusief Europoort-Maasvlakte. Broedgevallen in het binnenland zijn zeldzaam, maar zijn bekend uit het IJsselmeer, de Grote Rivieren en langs de Maas. De in ons land broedende vogels blijken soms geringd in Zuid- of Midden-Europa.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Geelpootmeeuw.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Geelpootmeeuw zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Geelpootmeeuw als niet-broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Nesten tellen, evt. volwassen paren/individuen tellen op broedplaats.
Tijd van het jaar
Half april t/m half juli
Tijd van de dag
Gehele dag.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 2 | 15-5 t/m 15-6 | 1000 |
Aanwijzingen
Individuen of paren met de kijker volgen en letten op territorium- of nestindicerend gedrag: baltsende volwassen vogels, nestbouw, fel alarm, vogel in broedhouding, voedseltransport, vogel met pulli etc. Speciale attentie nodig voor samenstelling mengpaar.
LET OP: Adulte niet-broedvogels kunnen al in juni vanuit Zuid- en Midden-Europa arriveren en sommige blijven wellicht jaarrond aanwezig (maar vertonen geen nestindicerend gedrag). Vliegvlugge jongen kunnen van elders zijn.
Bijzondere aandacht nodig in Maasvlakte/Europoort-gebied. Gebied zou in verleden tot enkele tientallen paren hebben gehuisvest, maar huidige situatie onbekend. Nader onderzoek zeer gewenst!
Documentatie
Graag goed documenteren, met per waarnemingsdatum hoogste broedcode.
Bijzonderheden
Soort breidt al decennia lang broedareaal noordwaarts uit, broedt nu geregeld halverwege Frankrijk en Duitsland, en nestelt sinds jaren tachtig ook in Nederland, voorzover bekend steeds als mengpaar met Kleine Mantelmeeuw of Zilvermeeuw. Kritisch blijven met soortdeterminatie en oppassen voor nazaten van Zilvermeeuw x Kleine Mantelmeeuw-paren.
Broedbiologie
Nestelt veelal tussen Zilvermeeuwen en Kleine Mantelmeeuwen en in dezelfde biotopen, maar ook (in Midden-Europa) in binnenland langs rivieren en grote plassen, zowel op natuurlijke plekken (graag eilandjes) als anthropogene (palen, bruggen, stuwen, nestvlotjes). Eileg (Duitsland!) begin april tot begin juni, vooral mei. Eén broedsel per jaar, meestal 2-3 eieren, broedduur 27-31 dagen, jongen (nestvlieders) vanaf 5 weken vliegvlug en vanaf 6-8 weken zelfstandig.
Integrale gebiedstelling
Tijd van het jaar
Hele jaar, hoogste aantallen juli-oktober.
Tijd van de dag
Van 2 uur na zonsopgang tot 3 uur voor zonsondergang.
Aanwijzingen
- Alle geschikte terreindelen bezoeken
- Alleen vogels met terreinbinding tellen (dus niet hoog overvliegende)
- Min of meer vaste route door terrein, maar alert zijn op nieuw ontstane (tijdelijk) geschikte plekken
- Min of meer gelijke tijdsinspanning bij herhaalde bezoeken
Bijzonderheden
- Solitair of in groepen tot enkele tientallen
- Vaak gemengd met andere meeuwen of steltlopers
- Kans op verwarring met geelpotige Zilvermeeuwen vooral in winter reëel
- Onvolwassen kleden lastig herkenbaar
- Vogels gebruiken dezelfde slaapplaatsen als andere meeuwen en zijn daar doorgaans niet te tellen; zitten soms echter groepsgewijs aan het begin van de avond bijeen
- Noordwaartse trek vanuit Zuid-Europa vanaf eind juni, terugtrek vooral september-oktober