Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal individuen gegeven.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is het jaarlijks aantal broedvogels/territoria.
- vanaf 1980
- significante toename, >5% per jaar (++, minimaal verdubbeling in 15 jaar)
- laatste 12 jaar
- significante toename, >5% per jaar (++, minimaal verdubbeling in 15 jaar)
watervogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Watervogels (seizoen juli t/m juni). Weergegeven is het seizoensgemiddelde in de monitoringgebieden (rode punten), de trendlijn (donker gekleurde lijn) en het 95% betrouwbaarheidsinterval van de trendlijn (lichtgekleurde lijn).
- vanaf 1995
- significante toename, >5% per jaar (++, minimaal verdubbeling in 15 jaar)
- laatste 12 jaar
- significante toename, >5% per jaar (++, minimaal verdubbeling in 15 jaar)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Pontische Meeuw werd voorheen beschouwd als ondersoort van de Geelpootmeeuw. De eerste waarnemingen van deze uit Oost-Europa afkomstige meeuw dateren uit 1988, maar het is aannemelijk dat de soort eerder over het hoofd werd gezien. Opbloeiende interesse in het determineren van grote meeuwen leidde tot de ontdekking dat de Pontische Meeuw verre van zeldzaam is. Hij kan in het hele land worden gezien, met enige nadruk op het rivierengebied, Randmeren, grote open wateren en stedelijke omgeving. Open zee wordt evenmin gemeden. Tegenwoordig is de soort jaarrond in ons land aanwezig.
Broedtijd
In 2012 broedde voor het eerst een Pontische Meeuw in ons land. Een man vormde met een vrouw Zilvermeeuw een broedpaar en bracht één hybride jong groot. Het eerste zuivere paar broedde in 2014 op de Kreupel. Het aantal broedgevallen bleef aanvankelijk beperkt tot één of enkele per jaar. Hier ontstond een kleine kolonie en tweede kolonie werd gevestigd op in de haven bij Lelystad. Vanaf 2019 begon de broedpopulatie snel te groeien.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Pontische Meeuw.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Pontische Meeuw zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Pontische Meeuw als broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Pontische Meeuw als niet-broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Nesten tellen, evt. volwassen paren/individuen tellen op broedplaats.
Tijd van het jaar
Half april t/m half juli
Tijd van de dag
Gehele dag.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 2 | 10-4 t/m 15-6 | 1000 |
Aanwijzingen
Individuen of paren met de kijker volgen en letten op territorium- of nestindicerend gedrag: baltsende volwassen vogels, nestbouw, fel alarm, vogel in broedhouding, voedseltransport, vogel met pulli etc. Speciale attentie nodig voor samenstelling paar.
LET OP: Adulte broedvogels in vroege voorjaar soms baltsend op locaties waar vervolgens niet gebroed wordt. In groeiende populaties, zoals in Nederland, gaan ook subadulte vogels ook regelmatig over tot eileg. Vliegvlugge jongen verlaten begin juli al de broedplaats om in de wijdere omgeving te foerageren. Daar soms ook bedelend bij volwassen vogel(s).
Bijzondere aandacht nodig in IJsselmeergebied, langs de Grote Rivieren en Randmeren. Losse paren kunnen zich vestigen op eilandjes of in uiterwaarden en daar gemakkelijk over het hoofd worden gezien.
Documentatie
Graag goed documenteren, liefst met foto's en met per waarnemingsdatum hoogste broedcode.
Bijzonderheden
Soort breidt al decennia lang broedareaal richting noordwesten uit. Broedt in grote kolonies in Polen, Wit-Rusland en zuidoostelijker. Gemengde kolonies met Zilvermeeuwen in Oost-Duitsland. Vanaf 2012 broedend in Nederland en daarna snel toenemend als broedvogel in de IJsselmeerregio. Vormt regelmatig mengparen, waarbij mannetjes Pontische Meeuw meestal met vrouwtjes Zilvermeeuw paren (incidenteel met Kleine Mantelmeeuw). Kritisch blijven met soortdeterminatie en liefst beide broedvogels fotograferen.
Broedbiologie
Nestelt veelal tussen Zilvermeeuwen en Kleine Mantelmeeuwen en in dezelfde biotopen, maar ook (in Midden-Europa) in binnenland langs rivieren en grote plassen, zowel op natuurlijke plekken (graag eilanden) als antropogene (stuwen, daken). Eileg in Nederland begin april tot begin juni, vooral april. Eén broedsel per jaar, meestal 2-3 eieren, broedduur 27-31 dagen, jongen (nestvlieders) vanaf 5 weken vliegvlug en vanaf 6-8 weken zelfstandig.
Integrale gebiedstelling
Tijd van het jaar
Hele jaar, hoogste aantallen oktober-april.
Tijd van de dag
Van 2 uur na zonsopgang tot 3 uur voor zonsondergang.
Aanwijzingen
- Alle geschikte terreindelen bezoeken
- Alleen vogels met terreinbinding tellen (dus niet hoog overvliegende)
- Min of meer vaste route door terrein, maar alert zijn op nieuw ontstane (tijdelijk) geschikte plekken
- Min of meer gelijke tijdsinspanning bij herhaalde bezoeken
Bijzonderheden
- Solitair of met enkele bijeen, zelden in grotere groepen
- Vaak samen met andere meeuwen
- Opvallend vaak op (dode) vis foeragerend
- In alle kleden lastig herkenbaar (let vooral op snavel-kopstructuur, poten, vleugelpatroon)
- Vogels gebruiken dezelfde slaapplaatsen als andere meeuwen en zijn daar doorgaans niet te tellen