Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Weergegeven is de relatieve dichtheid per vierkante kilometer.
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Weergegeven is de relatieve dichtheid per vierkante kilometer.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (BMP, MUS, MAS). Weergegeven is de jaarlijkse index van de broedpopulatie (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 2007
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- significante afname, <5% per jaar (-)
niet-broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Punt Transect Tellingen project (PTT). Weergegeven is de jaarlijkse index van de winterpopulatie in december (rode punten), de trendlijn (donker gekleurde lijn) en het 95% betrouwbaarheidsinterval
- vanaf 1980
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- significante afname, <5% per jaar (-)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Onze eigen Kauwen blijven vrijwel unaniem in eigen land. Doortrek van oostelijke en noordelijke Kauwen is vooral in de tweede helft van oktober opvallend. Een deel blijft bij ons overwinteren en sommige vogels vertonen kenmerken van Noordse Kauw (C. m. monedula) of Russische Kauw (C. m. soemmerringii), hoewel de verschillen subtiel zijn. Er zijn enige aanwijzingen dat zulke vogels in afnemende mate in ons land verblijven. De voorjaarstrek vindt vooral in maart en de eerste helft van april plaats.
Broedtijd
Door het hele land zijn broedende Kauwen te vinden. Ze zijn het talrijkst in stedelijk gebied (vooral oudere wijken) en kleinschalig boerenland. Grote aaneengesloten bossen worden gemeden, terwijl open landschappen en natuurgebieden soms wel, soms ook niet bezet zijn. Sinds ongeveer 1975 breidde de soort zich uit over delen van Zeeland en Flevoland, waar hij eerst ontbrak. Tegelijkertijd namen de aantallen in kleine bossen af, deels misschien door onrust en predatie door Haviken. De landelijke stand is al tientallen jaren min of meer stabiel.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Kauw.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Kauw zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Kauw als broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Kauw als niet-broedvogel in Nederland is matig ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | matig ongunstig | gunstig | gunstig | matig ongunstig |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half februari t/m eind juni
Tijd van de dag
Gehele dag, maar in verband met voedsel- en slaapvluchten vooral in de ochtend.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 1 | 25-2 t/m 10-5 | 300 |
Aanwijzingen
Paren (samen optrekkend en nestplek verdedigend), naast aanwijzingen voor nest: waakzaam individu bij nestplek (vrouwtje zit vaak nestplek te bewaken), transport van nestmateriaal of voedsel (mannetje voert broedend vrouwtje op nest en verzorgt groot deel van voedselvoorziening jongen). Soort kan zowel solitair broeden (dan veelal weinig opvallend) als in kolonies (bosjes met veel nestgelegenheid, oude torens, kerken, kastelen), in bebouwde omgeving veelal in losse clusters.
LET OP: voedsel en nestmateriaal wordt soms op grote afstand van het nest gehaald, let dus op waar de vogels naartoe gaan. Groepjes niet-broedende vogels bezoeken soms kolonies; deze vogels niet meetellen (ga uitsluitend uit van paren en verdachte individuen).
Bijzonderheden
Soort bezoekt jaarrond gemeenschappelijke slaapplaatsen, maar broedvogels overnachten in het broedseizoen op de nestplek. Kolonies in bos vaak lastig te tellen. Meest geschikt is periode eind februari-half april (voor het bebladerd raken van de bomen), kort na zonsopkomst. Vogels vliegen dan enige tijd in formatie door en boven het bos, om later in de ochtend naar voedselgebieden te gaan.
Broedbiologie
Broedt (schaars) in bossen met grote holen (vooral beukenbos met holen Zwarte Specht, soms op open nest in roekenkolonie) maar vooral in bebouwde omgeving, soms ook in de grond in konijnenholen. Eileg van eind maart tot eind eind mei. Eén broedsel per jaar, meestal 4-7 eieren, broedduur 16-19 dagen, nestjongenperiode 30-35 dagen, jongen worden nog tot 4 weken na uitvliegen gevoerd.
Slaapplaatstelling
Tijd van het jaar
Jaarrond; hoogste aantallen augustus-maart.
Tijd van de dag
Avond: van 1 uur voor zonsondergang tot half uur erna.
Aanwijzingen
- Slaapplaats lokaliseren door volgen van slaaptrek in avond (richting belangrijk!) of evt. gericht bezoeken van geschikte locaties rond zonsondergang.
- Oppassen met voorverzamelplaatsen (vogels verkassen nog).
- Zoek telpunt met goed uitzicht op aan/afvliegende vogels. < - Tegenlicht prettig want houdt vogels langer zichtbaar.
- Grote slaapplaatsen met meerdere mensen tellen.
- Vogels arriveren bij helder weer gemiddeld later dan bij donker weer.
- Bij aanvang van telling aanwezige vogels noteren, vervolgens aan- en/of uitvliegende vogels noteren.
Bijzonderheden
- Slaapplaats doorgaans in bomen (soms op gebouw).
- Vogels maken veelvuldig gebruik van voorverzamelplaatsen, hier kunnen grote zwermen ontstaan van 1000 of meer vogels.
- Vogels vliegen vaak pas is het laatste licht naar de definitieve slaapplaats en kunnen dan lastig te tellen zijn.
- Soms samen met andere kraaiachtigen, maar vormt daarbinnen eigen groepen.
- Tellen vanaf een hoog punt (bv een kerktoren of flatgebouw) geeft goed overzicht.