Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op de Atlas van de Nederlandse Vogels (1987). Per atlasblok van 5x5 km wordt een schatting van de aanwezige aantallen gegeven.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (BMP, MUS, MAS). Weergegeven is de jaarlijkse index van de broedpopulatie (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1990
- significante afname, <5% per jaar (-)
- laatste 12 jaar
- geen significante aantalsverandering (0)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Fluiters bereiken ons land vanaf de laatste tien dagen van april. Ze kunnen zich tot eind mei op nieuwe plekken vestigen. Van substantiële doortrek lijkt geen sprake. De wegtrek, in zuidoostelijke richting, vindt vermoedelijk in juli en de eerste helft van augustus plaats.
Broedtijd
Fluiters bewonen voornamelijk de hoge gronden van Oost-, Midden- en Zuid-Nederland. Veel territoria zijn gevestigd in middeloud tot oud loofbos (met veel eik en vooral beuk) en in gemengd bos met een schaars begroeide bodem. In andere bostypen is de dichtheid beduidend lager. Essentieel is een niet te dichte bodemgroei, aangezien het nest in de grond wordt weggewerkt. De verspreiding per gebied is vaak clustervormig, waarbij relatief veel territoria bezet worden door ongepaarde mannetjes. Het jaarlijkse voorkomen is altijd grillig geweest. Een periode met relatief hoge aantallen in de jaren negentig werd na de eeuwwisseling afgelost door een mindere periode die nog altijd voortduurt. Pieken en dalen in de fluiterstand zijn in grote delen van Europa normaal maar hoeven niet samen te vallen.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Fluiter.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Fluiter zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Fluiter als broedvogel in Nederland is matig ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
matig ongunstig | matig ongunstig | matig ongunstig | matig ongunstig | matig ongunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Fluiter als niet-broedvogel in Nederland is onbekend.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
onbekend | onbekend | onbekend | onbekend | onbekend |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half april t/m half juli
Tijd van de dag
Aanvankelijk gehele dag en zelfs in avonduren; vanaf 1-2 weken na aankomst vooral in de ochtend, van zonsopkomst tot enkele uren daarna.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | . | X | X | JA | 1-6 | 7-10 | 11+ | 1 | 5-5 t/m 30-6 | 200 |
Aanwijzingen
Zingende mannetjes (baltsvlucht tussen bomen, houdt verplaatsingen in de gaten), vogels met contact- en alarmroep (droog klagerig 'dju'; geluid vaak gemaakt tijdens nestbouw, nestbezoek of bij rondzwervende families).
LET OP: Trekkers kunnen kortstondig in ongeschikte biotopen zingen (houtwallen). Territoria liggen vaak geclusterd rond die van de eerst gearriveerde vogels. Ongepaarde mannetjes kunnen snel weer uit geschikt lijkende biotoop verdwijnen. Omgekeerd neemt zangactiviteit na paring snel af (korte zangstrofen - alleen laatste deel van de zang, zonder aanzwellend begin - of helemaal geen zang meer), waardoor broedvogels van de aardbodem verdwenen lijken. Enig struinen door de vegetatie (oppassen! nergens de voet zetten waar een nest zou kunnen liggen van Roodborst enz.) kan 'dju'-roepjes provoceren. Tot 30% van de mannetjes probeert, wanneer het vrouwtje broedt, een tweede territorium te verdedigen, doorgaans grenzend aan het eerst gevestigde. Foeragerende vogels onopvallend, veelal in de kroonlaag verblijvend.
Documentatie
Niet verplicht. Suggestie: leg vast in hoeveel territoria er aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid van een nest (vrouwtje aanwezig, nestbouw, alarm).
Bijzonderheden
In sommige jaren en gebieden blijft een groot deel van de zingende mannetjes ongepaard. Deze vogels vertrekken na enkele weken maar worden wel meegerekend als territoriumhouder als ze aan de criteria voldoen. Soort staat bekend om zijn grote jaarlijkse aantalsfluctuaties, met veelal een factor 5-10. Scherp dalende tendens sinds eind jaren negentig (na eerdere toenames), maar ook nu nog in sommige gebieden en sommige jaren opvallend talrijk. Relatie met rupsenplagen (wintervlinders) verdient nadere bestudering.
Broedbiologie
Gebonden aan bossen van tenminste enkele tientallen ha, vrijwel uitsluitend loofbos met struiklaag en verspreide bodemvegetatie (vooral eikenberkenbos en middeloud beukenbos), maar in sommige jaren opmerkelijk veel in ouder dennenbos. Bodembroeder, nestelt op schaarsbegroeide bosbodem, gedeeltelijk in dekking van vegetatie, takken, stronken en graag op oneffen terrein (rabat, helling). Eén broedsel per jaar, meestal 5-8 eieren, broedduur 12-13 dagen, nestjongenperiode 11-12 dagen, familieverband nog 2-4 weken intact (maar vogels verlaten veelal de broedplaats).
Literatuur
Bijlsma R.G. 1991. Monitoring: meer dan turven alleen. SOVON-Nieuws 4(2): 7-8.
Bijlsma R.G. 2016. Zangintensiteit van Fluiters als maat voor paarstatus, broedsucces en trefkans. Limosa 89: 2-11.