Distribution and trends
Distribution
This map is derived from the annual survey of colonial and rare breeding birds. For each atlas square of 5x5 km the most counted number of breeding pairs is given.
This map is derived from the Bird Atlas of the Netherlands (Sovon 2018). Shown is the relative density of wintering birds per square kilometer.
Population trends
breeding bird trend
Data derived from the annual survey of colonial and rare breeding birds. Shown is the annual population index, calculated from national totals or population in core breeding areas (red dots) and the trendline (dark line)
- vanaf 1985
- significant decrease, <5% a year (-)
- laatste 12 jaar
- significant increase, < 5% a year (+)
waterbird trend
The data comes from the Waterbird Monitoring Network. For each season, the average number of birds (red dots), the trend line (dark blue) and associated standard error (light blue lines) are given. Seasons run from July to June.
- vanaf 1980
- significant increase, < 5% a year (+)
- laatste 12 jaar
- no significant change in numbers (0)
Breeding success and survival
Not enough data.
Seasonal occurrence
seasonal pattern
Data derived from waterbird monitoring scheme (mostly monthly counts during winter). Shown is the monthly average number of birds for for the last five seasons. For each month is indicated which part is counted and what part is estimated (calculated using statistical methods). The red line shows the multi-year mean. This is the average over all months of the season, from July to June of the last five seasons. Months without estimation (indicated by ?) it is assumed that there were no birds.
Occurrence description
Buiten broedtijd
Vanaf juni verlaat een deel van de jonge Blauwe Reigers de broedgebieden, in oktober en november gevolgd door kleine aantallen volwassen vogels. Tegelijkertijd trekken Zweedse, Deense en Duitse vogels door. Een Blauwe Reiger langs de gracht, in het stadspark of bij de tuinvijver is tegenwoordig een gebruikelijk gezicht. De meeste Blauwe Reigers verblijven in het winterhalfjaar echter in open polderland met veel sloten. Bij strenge vorst concentreren ze zich bij ijsvrije wateren. De Nederlandse broedvogels keren vanaf januari terug in de kolonies, doortrek vindt plaats tot in mei. De aantallen buiten de broedtijd volgen het patroon van de broedvogels: hoge aantallen na een serie zachte winters, lage aantallen na wat koudere winters.
Broedtijd
Blauwe Reigers broeden merendeels in kolonies, soms echter solitair. Verreweg de meeste van de rond 500 bekende kolonies liggen in het lage deel van het land, inclusief het rivierengebied. Kolonies in stedelijk gebied zijn normaal. Er is een tendens om meer verspreid te gaan broeden: kolonies van meer dan 100 broedparen worden schaarser, kleinere kolonies talrijker. Blauwe Reigers werden in het verleden hevig vervolgd. In combinatie met waterverontreiniging en streng winterweer leidde dit tot een dieptepunt van 3500 paren in 1963. Sinds ongeveer 1970 herstelden de aantallen zich door bescherming en naderhand ook door verbeterde waterkwaliteit. In jaren volgend op een reeks van zachte winters broeden er ruim 10.000 paren in ons land, na enkele winters met stevige vorstperioden, zoals in de winter van 2012/2013, tot 30% minder. Veel Nederlandse Blauwe Reigers overwinteren dan ook in eigen land.
Birds directive
Conservation status
The Grey Heron is protected under the European Birds Directive and the Nature Conservation Act. Natura 2000 areas in the Netherlands have been designated as non-breeding bird for this species.
What is the methodology to assess the conservation status of birds
breeding bird
The conservation status of the Grey Heron as breeding bird in the Netherlands is unfavourable (inadequate).
State of Conservation Assessment | ||||
Distribution | Population | Habitat | Future | Final verdict |
favourable | unfavourable (inadequate) | favourable | favourable | unfavourable (inadequate) |
non-breeding bird
The conservation status of the Grey Heron as non-breeding bird in the Netherlands is favourable.
State of Conservation Assessment | ||||
Distribution | Population | Habitat | Future | Final verdict |
favourable | favourable | favourable | favourable | favourable |
Source: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. More details in the Factsheet on this page.
Assigned areas
No areas assigned
Counting guidelines
Broedvogels
Methode
Nesten tellen
Tijd van het jaar
Begin March t/m eind May
Tijd van de dag
Gehele dag.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
Valid sightings | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
Voor deze soort wordt de telling met het grootste aantal ingevoerde waarnemingen binnen de datumgrenzen (10-3 t/m 30-6) met broedcode 13 (‘gebruikt nest met onbekende inhoud’), broedcode 15 (‘nest met eieren’) en broedcode 16 (‘nest met jongen’) gebruikt. |
Aanwijzingen
Minimaal eenmaal bezette nesten tellen, bij voorkeur zo laat mogelijk in het seizoen, maar voordat de bladeren aan de bomen komen. Let op voedselvluchten (tot meer dan 10 km van de kolonie) en invallende vogels op potentiële broedplaats.
Bezette nesten zijn te herkennen aan verse takken en witbescheten randen (oude nesten zijn ingezakt, ontberen schijtplekken en hangen vaak scheef).
Nieuwe nesten, die tot in de tweede helft van het broedseizoen optreden, zijn in het begin bijzonder ijl, ontberen de bescheten randen en kunnen op duivennesten lijken. Ze zijn vrijwel altijd bezet en worden meegeteld. Ligging nesten evt. intekenen op kaart. Na bladval in najaar kan eventueel nogmaals worden geteld om te controleren of sinds de laatste keer nesten zijn bijgebouwd. Maximum aantal nesten wordt soms pas in de tweede helft van mei bereikt.
Incidentele vestigingen van één of enkele paren zijn onopvallend (zeker in naaldbomen). Let dan op pendelvluchten (over vele kilometers mogelijk).
Bijzonderheden
Percentage onbezette nesten is - behalve na strenge winters! - doorgaans laag (gemiddeld 1%). Door stormschade, verstoring e.d. treden soms binnen het broedseizoen verplaatsingen op.
Broedbiologie
Meestal broedend in hoge bomen, soms in struiken of in rietruigte op de grond. Meestal in kolonies nestelend, soms solitair. Eén broedsel per jaar. Beide partners actief bij hele broedproces. Meestal 4-5 eieren, broedduur 25-28 dagen, jongen vliegvlug na 42-55 dagen. Eileg vanaf februari, meestal in maart-april maar vroegere start (met name in stedelijk gebied) niet ongewoon. Late vestigingen en vervolglegsels tot ver in mei.
Integrale gebiedstelling
Tijd van het jaar
Hele jaar, hoogste aantallen september-februari.
Tijd van de dag
Van 1,5 uur na zonsopgang tot 1 uur voor zonsondergang.
Aanwijzingen
- Alle geschikte terreindelen bezoeken
- Alleen vogels met terreinbinding tellen (dus niet hoog overvliegende)
- Min of meer vaste route door terrein, maar alert zijn op nieuw ontstane (tijdelijk) geschikte plekken
- Min of meer gelijke tijdsinspanning bij herhaalde bezoeken
Bijzonderheden
- Solitair of met enkele bijeen, soms groepen van tientallen
- Zowel in open veld als langs sloten en oevers of in bomen
- Ook in stedelijk milieu: vijvers, grachten, stadsparken, daken etc.
- Overnacht ook buiten het broedseizoen in de kolonie. Soms kleine slaapplaatsen elders
- Bij strenge vorst concentraties op ijsvrije plekken en voerplaatsen
- Broedvogels in kolonie vanaf half januari (zachte winters)