Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok is aangegeven of de soort er voorkomt en welke zekerheid omtrent broeden werd verkregen.
Deze kaart is gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP). Ze zijn weergegeven op de schaal van 5x5 km blokken.
Aantalsontwikkeling
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Tussen half november en eind maart en in juni tot en met augustus zijn Beflijsters uitermate schaars. De voorjaarstrek is in het hele land merkbaar. Deze speelt zich grotendeels af tussen eind maart en half mei, met de grootste aantallen half april. Groepjes tot enkele tientallen Beflijsters zoeken wat schralere graslanden in vooral de kuststrook en de binnenlandse heidevelden op. Vaak zijn de vogels jaarlijks op dezelfde plekken te vinden. De najaarstrek opent half september, bereikt een piek in de eerste helft van oktober en loopt begin november af. Hoewel het op sommige dagen om forse aantallen gaat, merken gewoonlijk alleen trektellers daar wat van. De Beflijsters vertoeven in deze tijd meer in besdragende struiken dan op grasland en de toch al schuwe vogels vallen daardoor minder op. De jaarlijks waargenomen aantallen schommelen sterk, zowel in voorjaar als najaar. Windrichting en –kracht zijn daarbij bepalend. In voorjaren met stevige zuidoostenwinden kunnen de aantallen langs de kust flink oplopen. In voorjaren met vooral rustig en zonnig weer lijkt de trek deels hoog en ongezien voorbij te gaan.
Broedtijd
Zekere broedgevallen zijn nog nooit vastgesteld. Meldingen over bijvoorbeeld nestbouw of vogels met afleidingsgedrag zijn onvoldoende gedocumenteerd of missen bewijs voor broeden. Beflijsters laat in mei of zelfs juni, soms zingend, kunnen late doortrekkers zijn. Met de dichtstbijzijnde broedvogels in de middelgebergtes van de Harz (Duitsland) ligt een broedgeval in ons land niet voor de hand. De meeste kans daarop lijkt de Veluwe te maken, het enige gebied met waarnemingen die incidentele broedgevallen suggereren.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Beflijster.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Beflijster zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Beflijster als niet-broedvogel in Nederland is onbekend.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
onbekend | onbekend | onbekend | onbekend | onbekend |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half april t/m half juli
Tijd van de dag
Zang vooral in ochtendschemer, ook 's avonds.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
X | X | X | X | 2 | 10-5 t/m 10-6 | 500 |
Aanwijzingen
Bij late voorjaarswaarnemingen van paar of verdacht individu in geschikt biotoop (duin, heide) speciaal letten op zang, nestbouw, alarm en voedseltransport (vooral ochtend).
Let op ondersoort! Noordelijke ondersoort Turdus torquatus torquatus, bij ons een normale doortrekker, verschilt duidelijk van Midden-Europese broedvogel T. t. alpestris, die bij ons niet of zeldzaam optreedt maar tot in België en Midden-Duitsland gebroed heeft. Late trekkers kunnen alarmeren of zingen zonder nest te hebben. Nog in juni kunnen niet-broedvogels worden gezien. Pas op voor verwarring met partieel albinistische Merels die witte bef kunnen hebben!
Documentatie
Geen zekere broedgevallen uit Nederland bekend, wel enkele verdachte of onvoldoende gedocumenteerde gevallen. Broedgevallen in België en Duitsland geven aan dat broeden in Nederland niet geheel onmogelijk is. Uitgebreide documentatie dus noodzakelijk, met per waarnemingsdatum hoogste broedcode. Geef details over verenkleed (ondersoort).
Bijzonderheden
Gedraagt zich bij nest niet territoriaal en duldt vreemde individuen.
Broedbiologie
In Duitsland in midden- en hooggebergte broedend in open naaldbos; nest vooral in jonge sparren. Eileg in mei, soms ook juni. Eén, mogelijk twee broedsels per jaar, meestal 4-5 eieren, broedduur 12-14 dagen, nestjongenperiode 12-16 dagen, jongen worden nog 2-3 weken verzorgd.