Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP). Ze zijn weergegeven op de schaal van 5x5 km blokken.
Aantalsontwikkeling
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Roodmussen overwinteren bijna allemaal in India en Zuidoost-Azië. Ze verschijnen in ons land vanaf half mei. Een piekje eind mei en begin juni heeft veelal betrekking op zingende vogels, waarvan een deel na korte tijd vertrekt. Tussen augustus en begin oktober verdwijnen de laatste Roodmussen uit Nederland. In hoeverre er doortrek plaatsvindt vanuit het buitenland is onduidelijk.
Broedtijd
Roodmussen waren lange tijd zeldzaam. Het eerste broedgeval vond plaats in 1987. Daarna groeide de broedpopulatie snel, met name in de Oostvaardersplassen, waar in sommige jaren de helft van alle territoria gevestigd was. Tussen 1992 en 1997 schommelde de stand landelijk tussen 25 tot 60 territoria. Overigens betreffen veel territoria in ons land ongepaarde vogels en gaat maar een (klein) deel tot broeden over. De vestiging paste in een westwaartse uitbreiding van het broedgebied. Vanaf eind jaren negentig namen de aantallen echter weer af, al verdween de soort niet van het toneel. Het overgrote deel van de territoria wordt gevestigd op de Waddeneilanden (zowel in duinen als groenbeplanting) en in de Hollands-Zeeuwse duinen. Binnenlandgevallen blijven beperkt tot schaarse vestigingen, meestal in moeras met opslag. Waarnemingen werden tot en met 1991 beoordeeld door de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna, daarna geregistreerd door Sovon en Waarneming.nl.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Roodmus.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Roodmus zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Roodmus als broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Roodmus als niet-broedvogel in Nederland is onbekend.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
onbekend | onbekend | onbekend | onbekend | onbekend |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Begin mei t/m half juli
Tijd van de dag
Vooral 's ochtends.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 2 | 1 | 5-6 t/m 30-6 | 500 |
Aanwijzingen
Alle waarnemingen noteren, met speciale aandacht voor zang, aanwezigheid paar, nestbouw en voedseltransport (zeer onopvallend, maar alarmroep, zacht groenlingachtig 'jèeè`', kenmerkend).
LET OP: Ongepaarde mannen kunnen persistent zingen terwijl broedvogels onopvallend kunnen zijn. Ze kunnen zeer snel na aankomst tot broeden overgaan, waarbij de zang stilvalt. Let dus scherp op of er een vrouwtje aanwezig is (maar pas op voor eenjarige mannetjes, waarvan het kleed enige gelijkenis vertoont). Vaak liggen verschillende territoria bij elkaar. Dan mannetjes beschrijven om ze individueel te herkennen; 2e kalenderjaar man heeft vrouwelijk kleed, oudere vogels rood kleed met individuele variatie in hoeveelheid rood. Zie ook Bijzonderheden.
Documentatie
Sinds eind jaren tachtig in Nederland broedend, maar inmiddels weer het verdwijningspunt naderend. Documentatie per geval noodzakelijk. Geef hoogste broedcode (met datum) en vermeldt leeftijd van man.
Bijzonderheden
Mannetje alleen territoriaal rond paring, tijdens nestbouw, begin bebroeding eieren en later bij voeren van de jongen; bewaakt dan het vrouwtje. Mannetjes kunnen verschillende zangplekken hebben (soms meer dan een km van nestplek! Suggereert tweede territorium) terwijl omgekeerd een zangplek door verschillende mannetjes gebruikt kan worden. Vanwege mobiliteit veel aandacht besteden aan vliegbewegingen, en bij interpretatie uitgaan van hoogste aantal tegelijkertijd aanwezige mannetjes.
Broedbiologie
Soort komt op Waddeneilanden en kuststrook vooral in binnenduinrand voor, soms langs campings of tuinen. Broedt ook in halfopen cultuurlandschap, moeras en veengebieden met boomgroepen en talrijke struiken (braam, roos, vlier).
eileg eind mei tot eind juni, vooral eerste helft juni. Eén broedsel per jaar (maar tweede broedsel bij vroege aankomst niet uitgesloten), meestal 4-6 eieren, broedduur 11-13 dagen, nestjongenperiode 10-13 dagen.
Literatuur
Bakker T. 1993. Ervaringen met het inventariseren van Roodmussen Carpodacus erythrinus in 1992 op Schiermonnikoog. Limosa 66: 67-69.