verspreiding_en_trends
Verbreiten
aantalsontwikkeling
broedsucces_en_overleving
onvoldoende_gegevens_trendanalyse
seizoensvoorkomen
beschrijving_voorkomen
Buiten broedtijd
De meeste Indische Ganzen worden gezien in de omgeving van de broedplaatsen, waar ze zich veelal aansluiten bij andere ganzen. De Nederlandse vogels, die standvogel zijn, krijgen in het winterhalfjaar gezelschap van wat vogels uit aangrenzende landen. Lokale bestrijdingsacties zorgen soms voor een gevoelige terugval van de aantallen.
Broedtijd
Vanaf 1986 broeden er jaarlijks Indische Ganzen in ons land. De aantallen namen langzaam toe naar rond 100 paren tijdens de eeuwwisseling en nog wat meer daarna. Van een stormachtige toename, zoals bij verschillende andere ganzen, is geen sprake. Het gaat om nakomelingen van losgelaten of ontsnapte vogels, die veelal nog bij de oorspronkelijke locaties broeden. Voorbeelden zijn de omgeving van Nieuwkoop en enkele gebieden langs de Lek. Vaak nestelen verschillende paren op korte afstand van elkaar op eilanden of kribben. Het duurt overigens soms enkele jaren voordat lokaal aanwezige vogels tot broeden overgaan.
Vogelrichtlijn
staat_van_instandhouding
Für diese Art gilt kein Erhaltungsstatus. Der Streifengans ist eine exotische Art und fällt daher nicht unter Artikel 1 der Vogelschutzrichtlinie, der sich auf alle natürlichen Wildvogelarten auf dem europäischen Hoheitsgebiet der EU-Mitgliedstaaten bezieht. Der Streifengans ist daher nicht nach dem Naturschutzgesetz geschützt.
aangewezen_gebieden
geen_aangewezen_gebieden
telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Begin April t/m eind Juli
Tijd van de dag
Gehele dag.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
| gültige Beobachtungen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
| adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
| . | X | X | X | 2 | 1 | 10-4 t/m 30-6 | 2500 | |||||
Aanwijzingen
Paren in broedbiotoop [broedcode 3] (moeras, eilandjes, grasland, wateren). Let op territoriaal [brc 2 en 6] of nestindicerend [brc 7, 9 en 10] gedrag, vooral paarsgewijs foerageren (man waakzaam) [brc 3], wakende vogel bij potentiële broedplaats [brc 7], baltsende [brc 2/5] en alarmerende [brc 7] individuen of paren bij broedplaats en nest met broedende vogel [brc 13, 15 of 16].
LET OP: paren met (kleine) jongen kunnen kilometers hebben afgelegd en vormen geen bewijs van broeden ter plaatse [niet invoeren].
Broedbiologie
Nestelt in moerasgebieden en voor grondpredatoren onbereikbare grazige eilanden (ook stuweilanden) of kribben. Broedt solitair of met enkele paren op korte afstand van elkaar. Eileg half april tot half mei. Eén broedsel per jaar, meestal 4-6 eieren, broedduur 27-30 dagen, jongen na 55-60 dagen vliegvlug.
Integrale gebiedstelling
Tijd van het jaar
Hele jaar, hoogste aantallen augustus-april.
Tijd van de dag
Van 1 uur na zonsopgang tot 1 uur voor zonsondergang.
Aanwijzingen
- Alle geschikte terreindelen bezoeken
- Alleen vogels met terreinbinding tellen (dus niet hoog overvliegende)
- Min of meer vaste route door terrein, maar alert zijn op nieuw ontstane (tijdelijk) geschikte plekken
- Min of meer gelijke tijdsinspanning bij herhaalde bezoeken
Bijzonderheden
- Meestal in paren of groepen tot enkele tientallen; solitaire vogels bij andere ganzen
- Vaak samen met andere ganzen, vooral Grauwe Gans, Kolgans, Brandgans en Grote Canadese Gans
- Foerageert op grasland en akkers met oogstresten
- Drinkvluchten naar open water
- Overzomeraars tellen in juli of eerste helft augustus, overdag op wateren (tussen 09-18:00 uur)