Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal individuen gegeven.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (BMP, MUS, MAS). Weergegeven is de jaarlijkse index van de broedpopulatie (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1990
- significante toename, <5% per jaar (+)
- laatste 12 jaar
- geen significante aantalsverandering (0)
watervogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Watervogels (seizoen juli t/m juni). Weergegeven is het seizoensgemiddelde in de monitoringgebieden (rode punten), de trendlijn (donker gekleurde lijn) en het 95% betrouwbaarheidsinterval van de trendlijn (lichtgekleurde lijn).
- vanaf 1987
- significante toename, <5% per jaar (+)
- laatste 12 jaar
- geen significante aantalsverandering (0)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze grafiek is gebaseerd op LiveAtlas. Weergegeven is de meldingsfrequentie per decade, gemiddeld over de laatste 3 jaren. De meldingsfrequentie is het percentage volledige lijstjes waarop de soort is geregistreerd.
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Houtsnippen hebben ook buiten de broedtijd een voorkeur voor bos, maar duiken ook op andere plekken op, tot in tuinen aan toe. De eigen broedvogels trekken vermoedelijk weg naar de Britse Eilanden of Zuidwest-Europa. Doortrekkers uit een gebied tot ver in Noord-Rusland passeren ons land op weg naar dezelfde gebieden. Doortrek wordt vooral tussen half oktober en eind november vastgesteld. Het aantal Houtsnippen dat in ons land overwintert is lastig vast te stellen. In zachte winters komen ze verspreid voor, bij strenge vorst zoeken ze sneeuw- en vorstvrije plekken op. Een koude-inval bij ons of in Noordoost-Europa kan op de Waddeneilanden en langs de Hollands-Zeeuwse kust tot ophopingen leiden en soms tientallen vogels per strekkende kilometer. Van de voorjaarstrek is meestal weinig te merken. Na een tot in maart aanhoudende koude winterperiode kunnen trekkers echter kortstondig verschijnen op tal van plekken.
Broedtijd
Houtsnippen broeden in bossen van gewoonlijk tenminste enkele tientallen hectares groot. Ze hebben een voorkeur voor bos met open plekken, een plaatselijk natte bodem en een dikke humuslaag. Zeer droge bossen op arme zandgronden zijn vaak niet of dun bezet, uitgestrekte landgoedbossen zijn dat vaak wel. De Houtsnip is lastig te inventariseren door zijn nachtelijke levenswijze; los daarvan zegt het aantal baltsende mannetjes nog niets over het aantal broedende vrouwtjes. Dit maakt het lastig om trends vast te stellen. Sinds ongeveer 1975 zijn naast regionale afnames (deel Veluwe en duinen) ook toenames vastgesteld (vestiging in bossen van Flevoland).
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Vogelrichtlijn richt zich op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten waaronder de Houtsnip.
Dit betekent dat de EU-lidstaten maatregelen moeten nemen om de populaties van deze soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen. Daaronder wordt onder andere een gunstige staat van instandhouding verstaan. Het begrip Staat van instandhouding is zo ongeveer synoniem voor de mate van duurzaamheid of gezondheid van een populatie van een soort.
De Vogelrichtlijn verlangt van de lidstaten dat ze leefgebieden voor vogels in voldoende omvang en kwaliteit in stand houden, waaronder door de aanwijzing van speciale beschermingszones ten behoeve van het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de Houtsnip zijn in Nederland geen speciale beschermingszones aangewezen. De landelijke populatie moet zich wel op een gunstig niveau kunnen handhaven.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Houtsnip als broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Houtsnip als niet-broedvogel in Nederland is gunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
gunstig | gunstig | gunstig | gunstig | gunstig |
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Begin maart t/m half juli
Tijd van de dag
In diepe ochtend- en avondschemer bij rustig weer en liefst maanlichte omstandighede. In maart-april gedurende korte periode actief (10-30 minuten), in mei-juni veel langer (1-2 uur). Avondbalts langer dan ochtendbalts.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | . | X | X | 1 | 10-3 t/m 15-7 | 1000 | ||||||
X | X | . | . | 1 | 25-4 t/m 15-7 | 1000 |
Aanwijzingen
Tellen van baltsende mannetjes in vlucht, in grote gebieden door simultaantelling vanaf vaste telpunten en onder notering van tijdstip en roepgeluid (zie Bijzonderheden). Wees attent op grote activiteitsgebieden van in rondjes (of slingers) rondvliegende mannetjes (20-150 ha).
Mannetjes roepen individueel verschillend (worden onderscheiden door aantal knorren en piepen per zangstrofe), maar kunnen bij conflicten met andere mannetjes (bij hoge dichtheden) piepfrequentie opvoeren (kort staccato). Vastgestelde aantal mannetjes is slechts ruwe maat voor broedpopulatie, aangezien paarband kort standhoudt (rond paring/eileg), waarna mannetje nieuwe partner probeert te verwerven.
Bijzonderheden
Grote bosgebieden met (veronderstelde) aanwezigheid van meer territoria in werkgroepverband onderzoeken en als volgt te werk gaan. Eerst het gebied verdelen in eenheden van ca. 100 ha. In iedere eenheid een telpunt uitkiezen bij kaalkap, zeer jonge aanplant of bosrand (zodat baltsvluchten zichtbaar zijn en van verre gehoord kunnen worden). Op de tel-avond de klokken gelijk zetten, en per telpunt nauwkeurig iedere baltsvlucht noteren (exact tijdstip, vliegrichting, geluidomschrijving, conflicten). Na afloop de gegevens vergelijken (om dubbeltellingen te vermijden) en proberen een totaalschatting te maken. Uiteindelijk resultaat moet gezien worden als de best mogelijke benadering van het werkelijke aantal. Zelfs nog gedetailleerder onderzoek (mogelijk in bossen tot 100 ha, met telpunten per 10 ha) levert ondanks de grote waarneeminspanning geen absoluut resultaat op.
Broedbiologie
Gebonden aan meest grotere loof- en gemengde bossen (lokaal ook bosjes van enkele tientallen ha), veelal (maar niet uitsluitend) op vochtige ondergrond. Bodemnest, aan begin broedtijd vaak opvallend open gelegen, vaak aan rand van gesloten bos op kaalkap, in berm, in vochtige uitloper van bos nabij heide- en grasveldjes. Eileg eind maart tot eind juli, piek eind maart en eerste helft april. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 4 eieren, broedduur 21-24 dagen, jongen (nestvlieders) na ca. 30 dagen vliegvlug maar worden nog enkele weken langer verzorgd.