Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok is aangegeven of de soort er voorkomt en welke zekerheid omtrent broeden werd verkregen.
Deze kaart is gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP). Ze zijn weergegeven op de schaal van 5x5 km blokken.
Aantalsontwikkeling
broedvogeltrend
Deze grafiek is gebaseerd op het Meetnet Broedvogels (kolonies en zeldzame broedvogels). Weergegeven is de jaarlijkse populatie-index, gebaseerd op de gehele populatie of aantallen in de belangrijkste broedgebieden (rode punten) en de trendlijn (donker gekleurde lijn).
- vanaf 1980
- significante afname, >5% per jaar (--, minimaal halvering in 15 jaar)
- laatste 12 jaar
- geen significante aantalsverandering (0)
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Sinds de verdwijning als broedvogel wordt de Duinpieper alleen nog in de trektijd gezien. De voorjaarstrek, tussen half april en half mei, levert doorgaans weinig passanten op. Tijdens de najaarstrek, tussen half augustus en eind september, gaat het om wat grotere aantallen, maar ook dan is de Duinpieper ronduit schaars. Het gaat tegenwoordig om maximaal honderd waarnemingen per jaar. Gunstige voedselbiotopen - zoals schrale graslanden nabij heide, soms ook braakliggend bouwterrein – hebben aantrekkingskracht op trekkers. Incidenteel pleisteren hier enkele vogels bijeen. Tot in de jaren tachtig van de twintigste eeuw werden groepjes tot enkele tientallen gezien, maar recent is daar geen sprake meer van.
Broedtijd
De Duinpieper was in de twintigste eeuw een schaarse broedvogel van schrale heide en zandverstuivingen. De verspreiding over de zandgronden van Oost- en Zuid-Nederland werd in toenemende mate beperkt tot de Veluwe, Noord-Brabant en Noord-Limburg. Rond 1975 waren er, ondanks afname, nog zo'n 100 broedparen. Dat aantal nam verder af totdat er eind jaren negentig alleen nog op de Veluwe enkele tientallen over waren. Vanaf 2003 broedt de Duinpieper niet meer in ons land. De afname is een gevolg van verdwijning (ontginning) en verslechtering (vegetatiesuccessie, vergrassing, recreatie) van broedbiotoop. Recente maatregelen tot herstel van stuifzanden hebben niet tot nieuwe broedgevallen geleid. De Duinpieper is in heel West-, Noord- en Midden-Europa sterk op zijn retour. De dichtstbijzijnde broedgebieden liggen in Duitsland, op 300 kilometer van de grens.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
De Duinpieper is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen als broedvogel.
Methodiek voor de bepaling van de Staat van instandhouding van vogels
broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Duinpieper als broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig | zeer ongunstig |
Bron: Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. Zie Kerninformatie op deze pagina.
niet-broedvogel
De Staat van Instandhouding van de Duinpieper als niet-broedvogel in Nederland is onbekend.
Beoordeling Staat van Instandhouding | ||||
Verspreiding | Populatie | Leefgebied | Toekomst | Eindoordeel |
onbekend | onbekend | onbekend | onbekend | onbekend |
Aangewezen gebieden
Broedvogels
Gebiedsnaam | gebiedsfunctie | trend | ||
---|---|---|---|---|
Natura 2000-gebied Veluwe | broeden | -- | (vanaf 1990) |
Kerninformatie (1)
Deze factsheet bevat ecologische kerninformatie over een vogelsoort die betrokken is bij de doelen voor Natura 2000-gebieden, resulterend in beleidsadviezen voor het halen van de doelen van de Europese Vogelrichtlijn. Bij sommige vogelsoorten zijn factsheets opgesteld voor twee populaties, namelijk de broed- én de doortrek- en/of winterpopulatie. Elke factsheet gaat in op de Staat van Instandhouding (SvI), de eventuele opgave om de populatie op een gunstig niveau te brengen, de belangrijkste knelpunten en op (potentiële) verbetermaatregelen. Voorts wordt ingegaan op het deel van de populatie dat verblijft in het Natura 2000-netwerk, het overige Natuurnetwerk Nederland (NNN) en overige gebieden, en op het regionaal/provinciaal belang.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half april t/m half juli
Tijd van de dag
Vooral 's ochtends en bij voorkeur op warme, droge en windstille dagen.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
X | X | X | X | 2 | 10-5 t/m 10-6 | 500 |
Aanwijzingen
Alle waarnemingen noteren in geschikt biotoop: zandverstuiving, speciaal op overgang stuivend/vastgelegd zand; soms op zeer zandige heide en in buitenland ook in grote zandgroeves.
Speciaal letten op zang (in baltsvlucht, vooral eind april-eind mei), aanwezigheid paar, voedseltransport (man verzorgt broedend wijfje; nestjongen worden vooral door wijfje gevoerd, vliegt roepend naar en van nest maar legt het laatste stuk lopend af) en (pas) uitgevlogen jongen (vooral tweede helft juni, tjilpende mussengeluiden).
Territoria, indien meerdere bijeen, kort na aankomst opvallend door verdedigingsactiviteiten (man kan rivaal minutenlang achtervolgen). Solitaire paren onopvallend (weinig zang). Zang valt na paring vrijwel weg. Kartering is ook mogelijk door 's ochtends hoger gelegen punten (o.a. stuifduintjes) af te zoeken; deze fungeren als uitkijkpost van mannetje. 'Oplettende' vogel op duintopje e.d. is als territorium-indicerend te beschouwen.
Documentatie
Soort is uitgestorven of broedt hooguit nog incidenteel; goede documentatie derhalve noodzakelijk. Geef per waarnemingsdatum de hoogste broedcode.
Bijzonderheden
Aankomst op broedplaats tot half mei.
Broedbiologie
Nestelt in min of meer open droge begroeide biotopen met zowel kale plekken als lage vegetaties en een enkele boom of struik. Eileg half mei tot half juni (eerste broedsel), evt. tot half juli (tweede broedsels, vervolglegsels). Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 4-5 eieren, broedduur 12-13 dagen, nestjongenperiode 12-15 dagen.