Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op landelijke tellingen van kolonievogels en zeldzame broedvogels (Meetnet Broedvogels). Per atlasblok van 5x5 km is het aantal broedparen gegeven.
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok van 5x5 km is er een schatting van het aantal individuen gegeven.
Aantalsontwikkeling
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Beschrijving voorkomen
Voorkomen
Exoot Herkomstgebied Zuid-Amerika. Deze parkiet nestelt in omvangrijke bouwsels die meerdere paren kunnen huisvesten. Het is de enige parkiet die zelf nesten bouwt, maar hij neemt ook wel eksternesten in gebruik. Broedgevallen door ontsnapte vogels zijn in ons land bekend vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw. De vestigingen waren tot nu toe niet bestendig indien geen bijvoedering in de winter plaatsvond.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
Voor deze soort is geen Staat van Instandhouding van toepassing. De Monniksparkiet is een exoot en valt daarmee buiten artikel 1 van de Vogelrichtlijn, dat betrekking heeft op alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de EU-lidstaten. De Monniksparkiet is daarmee ook niet beschermd op grond van de Wet natuurbescherming.
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Lokaliseren van broedparen
Tijd van het jaar
Begin februari t/m eind juni
Tijd van de dag
Gehele dag. Op koude dagen niet te vroeg omdat er dan nog weinig activiteit is.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 2 | 25-1 t/m 30-6 | 500 |
Aanwijzingen
De vaak grote nesten zoeken vóór het uitlopen van de bomen (uiterlijk half mei). Het nest wordt doorgaans in een (losse) hoge struik of boom gebouwd, vaak zo hoog mogelijk, maar er zijn ook lager zittende nesten (2,5 m hoogte). Ook worden nesten gebouwd aan hoge constructies zoals elektriciteits- en zendmasten, lantaarnpalen en gebouwen. Nesten van een individueel broedpaar kunnen sterk op eksternesten lijken. Soms zijn ze moeilijk te vinden wanneer het gezamenlijke nest zich in dichte klimopvegetatie bevindt.
De Monniksparkiet leeft in groepen in gemeenschappelijke nesten die het hele jaar rond gebruikt worden om in te slapen. Het nest bestaat uit een bolvormig bouwwerk van ineengevlochten takken, met daarin meestal meerdere nestholtes. Nesten kunnen bewoond zijn door een of meerdere broedparen en/of niet broedende individuen, vaak de jongen uit voorgaande jaren. Een broedpaar heeft een eigen holte met eigen ingang, gescheiden van de holtes die gebruikt worden door niet broedende individuen. Ook kunnen holtes niet bezet zijn. Bij grotere gemeenschappelijke nesten met meerdere ingangen kan het moeilijk zijn om in korte tijd het totale aantal individuen te tellen bij de nestplaats. Als de nesten nog in aanbouw zijn gaat dat gemakkelijker.
Paren bij geschikte nestplaats met speciale aandacht voor balts (incl. baltsvoedering en copulatie), agressie jegens andere vogels in de directe omgeving van het nest, nestbouw (onderhoud van bestaand nest kan gedurende het hele jaar plaatsvinden!), alarm en nestbezoek. Geen duidelijk territoriaal gedrag. Alle individuen van een groep verdedigen de directe omgeving van het groepsnest.
Bij nestbezoek van ouders kunnen piepende jongen gehoord worden. Jonge vogels kunnen in de buurt van het nest zitten, herkenbaar aan kortere staart en iets valere kleuren. Verder ook herkenbaar door meer afgeronde vleugels (in vlucht) en groenig voorhoofd.
Een groep vliegt vrij laat op de ochtend uit om gezamenlijk te foerageren, maar een deel van de vogels blijft achter in het nest. Bij een groot nest vliegen ze dan alle kanten uit naar boompjes of bosjes in de directe omgeving om vervolgens samen verder te vliegen. Dit is een moment waarop het totale aantal vastgesteld kan worden als je niet te dicht bij het nest staat (geen overzicht). Ze verplaatsen zich meer langs lijnvormige elementen zoals bomenlanen dan Halsbandparkieten.
Wanneer je redelijk wat tijd tot je beschikking hebt zou je een schematische tekening van het nest kunnen maken, waarbij je de ingangen nummert (1 ingang geldt als 1 nest). Per ingang houd je dan bij of het a) een broedpaar of b) niet broedende individuen betreft of dat de nestholte c) niet gebruikt wordt. Je hebt dan beter inzicht in het aantal broedparen. Dit kan dan als een minimum schatting gelden. Nestingangen zitten rondom en soms ook aan de onderkant, maar nooit aan de bovenkant.
Als tellen bij de nestplaats niet lukt dan kan het totale aantal individuen worden vastgesteld door een telling op de foerageerplaatsen. Dit kun je doorgeven in het opmerkingenveld via de BMP-invoer of via waarneming.nl. Een groep foerageert gedurende de hele dag, vaak als een geheel, meestal in de nabijheid van de nestplaats en vaak met een individu dat als uitkijk fungeert. Ze foerageren vaker op de grond dan Halsbandparkieten. In de winter zijn voederplaatsen van groot belang voor overleven.
Nieuwe vestiging van jongen vindt vaak in de nabijheid van het ouderpaar plaats in dezelfde boom of hetzelfde bosje. Het merendeel van de jongen begint met broeden vanaf hun derde levensjaar. Voor die tijd assisteren ze vaak de ouders bij het grootbrengen van de jongen. Na het uitvliegen vliegen ze mee in de groep op voedselvluchten.
Documentatie
Er zijn momenteel (2013) broedgevallen bekend uit (de omgeving van) Apeldoorn, Deventer, Ouddorp (ZH) en Herkingen (ZH), meestal in relatie tot bijvoederen en de aanwezigheid van kooien van liefhebbers, dierentuin of kinderboerderij. Het is interessant om na te gaan of deze soort, net zoals in Zuid-Europa in staat is om zelfstandige populaties te vormen zonder al te veel menselijke hulp. Nieuwe vestigingen graag goed documenteren (geef hoogste broedcode).
Bijzonderheden
Exoot, oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Amerika. In 1971 als eerste geïntroduceerd. Ontsnapt of vrijgelaten uit kooien In landen waar de soort geïntroduceerd is komt deze overwegend voor in stedelijk gebied. De soort foerageert meestal in groepen in bebouwde gebieden met veel groen zoals stadsparken, in de nabijheid van de nestplaats.
Broedbiologie
Bouwt grote nesten waarin verschillende tot meer dan 10 paren kunnen huizen. Kraakt ook oude eksternesten. Amper iets bekend over de broedbiologie in de Nederlandse situatie. Gegevens daarover zeer welkom!