Verspreiding en trends
Verspreiding
Deze kaart is gebaseerd op de Vogelatlas van Nederland (Sovon 2018). Per atlasblok is aangegeven of de soort er voorkomt en welke zekerheid omtrent broeden werd verkregen.
Deze kaart is gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP). Ze zijn weergegeven op de schaal van 5x5 km blokken.
Aantalsontwikkeling
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Broedsucces en overleving
Onvoldoende gegevens beschikbaar voor trendanalyse.
Seizoensvoorkomen
seizoenspatroon
Deze gegevens zijn gebaseerd op losse waarnemingen uit het Bijzondere Soorten Project (BSP)
Beschrijving voorkomen
Buiten broedtijd
Voorjaarswaarnemingen van deze in India en Pakistan overwinterende soort beperken zich nagenoeg tot de periode tussen eind april en begin juni, met de piek in de tweede helft van mei. Het jaarlijkse optreden is wisselend en lijkt deels samen te hangen met het optreden van krachtige oostenwinden in de trektijd. Sommige mannetjes, vaak niet geheel uitgekleurde vogels, blijven dagen- tot wekenlang hangen en zingen dan regelmatig. De najaarswaarnemingen vallen tussen eind augustus en eind oktober, met name eind september en in de eerste helft van oktober. Ze concentreren zich meer dan de voorjaarswaarnemingen op de kuststrook. Vaak gaat het om ringvangsten.
Broedtijd
De Kleine Vliegenvanger broedt op slechts 150 km van de Nederlandse grens in Noord-Duitsland. Ondanks enige tendensen tot uitbreiding in westelijke richting, bleef een vestiging als broedvogel in ons land tot nu toe uit. Enkele malen werden broedgevallen geclaimd, waaronder in Overveen (1983), 's-Gravenhage (1988) en De Steeg (1989). Fotografisch bewijs ontbreekt evenwel.
Vogelrichtlijn
Staat van instandhouding
Van deze soort is geen Staat van Instandhouding beschikbaar.
Aangewezen gebieden
Er zijn geen gebieden aangewezen voor deze soort.
Telrichtlijnen
Broedvogels
Methode
Territoriumkartering
Tijd van het jaar
Half april t/m eind juli
Tijd van de dag
Vooral 's ochtends.
Datumgrenzen, normbezoeken en fusieafstand
geldige waarnemingen | normbezoeken | minimaal vereist | fusie- | |||||||||
adult | paar | terr | nest | migrant | 1 | 2 | 3 | seizoen | datumg | datumgrens | afstand | |
. | X | X | X | 2 | 25-4 t/m 30-6 | 300 |
Aanwijzingen
Bij waarneming in geschikt biotoop (oud bos) alert zijn op zang (vaak vanaf kale zijtak vlak bij stam of in kroonlaag, karakteristieke baltsvlucht met zangstrofe net voor landen), aanwezigheid paar, nestbouw, alarm (opvallend 'iluu..iluu..iluu'), voedseltransport (man kan broedend vrouwtje voeren, beide ouders voerend jongen).
Let op kleed van zingende man: uitgekleurd (na tweede kalenderjaar) of niet (tweede kalenderjaar). Gepaarde mannetjes zingen vaak kort (hooguit 2 weken, tot begin juni), ongepaarde mannetjes (vaak niet uitgekleurd) juist lang (soms wekenlang in juni).
Documentatie
Uitgebreide documentatie (geluidsopname, foto) noodzakelijk met per waarnemingsdatum hoogste broedcode. Geef details omtrent verenkleed (leeftijd) van zingende vogel. Zekere broedgevallen zijn in Nederland nog niet bewezen. Enkele gemelde broedgevallen in het verleden zijn onvoldoende gedocumenteerd.
Broedbiologie
Nestelend in rijk gestructureerde oude loofbossen, vooral beukenbos op reliëfrijke ondergrond (bijv. beekdal). Halfholenbroeder, meestal nestelend in diepe boomholen en -spleten, zelden in nestkasten of aan gebouwen. Eileg (Duitsland!) begin mei tot in juli, vooral eind mei en juni. Eén broedsel per jaar, meestal 4-7 eieren, nestjongenperiode 13-15 dagen.