KerninformatieA056 Slobeend niet-broedvogel (Bouwsteen)

Deze bouwsteen richt zich op de Slobeend in de hoedanigheid van niet-broedvogel. Deze soort is het talrijkst in de periode augustus-november, terwijl de winteraantallen meer dan de helft lager liggen. Tijdens streng winterweer zijn de aantallen nog lager, dan vertrekken veel Slobeenden naar de Britse eilanden of Zuidwest-Europa. De Slobeend komt in heel laag-Nederland voor, waarbij de nadruk ligt op de lage delen. In het najaar zijn grote concentraties van duizenden vogels te vinden in de Oostvaardersplassen, Lauwersmeer, het Haringvliet en Volkerakmeer. De Slobeend komt voornamelijk op zoet water voor en is gebonden aan ondiepten, oevergebieden en aangrenzende landbouwgebieden. Met zijn brede spatelvormige snavel filtert deze grondeleend het wateroppervlak en/of dunne sliblagen om kleine diertjes (o.a. watervlooien, zoöplankton, (zoetwater)mollusken, insecten, larven) en zaden (incl. plantenresten) te bemachtigen. De in ons land overwinterende en doortrekkende Slobeenden maken deel uit van de Noordwest- en Centraal Europese flyway-populatie. In Nederland verblijft in de winter 30-40% van de flyway-populatie.