KerninformatieA034 Lepelaar broedvogel (Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000)

Deze bouwsteen richt zich op de Lepelaar in de hoedanigheid van broedvogel. Het grootste deel van de landelijke populatie broedt in het Waddengebied en in de zuidwestelijke Delta, waar ze voornamelijk op kwelders en in de duinen op de grond of in lage natte vegetatie broeden. Op het vaste land broeden ze in moerasgebieden (vaak op eilandjes), in struiken of bomen of op kunstmatige plekken (o.a. strekdammen, industrieterreinen). Lepelaars broeden in kolonies, vaak samen met Zilver- en Kleine Mantelmeeuwen, Aalscholvers of Kleine Zilverreigers. Het dieet bestaat zowel uit zoetwaterprooien (o.a. Stekelbaars, amfibieƫn en libellenlarven) als zoutwaterprooien (o.a. Garnaal en jonge Platvis). Bijna alle Nederlandse Lepelaars trekken naar Frankrijk, Spanje of Portugal, of verder richting Mauritaniƫ en Senegal om te overwinteren. Een klein deel van de broedpopulatie, hoofdzakelijk juvenielen, blijft in Nederland. In Nederland broedt ca. 60% van de West-Europese flyway-populatie, die voorkomt van Noord-Denemarken tot Zuid-Spanje.